Inleiding tot geneesmiddelen en hun toepassingen

Inleiding tot geneesmiddelen en hun toepassingen
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Inleiding tot geneesmiddelen en hun toepassingen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kunt u vijf doelstellingen van behandelingen met geneesmiddelen benoemen en beschrijven.
  • Aan het einde van de les kunt u uitleggen dat de gebruiksduur afhangt van het doel van de therapie.
  • Aan het einde van de les kunt u aan een patiënt het belang van het trouw innemen van chronische medicatie uitleggen.
  • Aan het einde van de les kunt u de principes van homeopathie en fytotherapie benoemen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over geneesmiddelen en hun toepassingen?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn geneesmiddelen en hoe werken ze
  • Geneesmiddelen zijn stoffen die worden gebruikt om ziekten te behandelen.
  • Ze werken door in te grijpen in de biochemische processen in ons lichaam.
  • Apothekersassistenten spelen een belangrijke rol bij het verstrekken en begeleiden van geneesmiddelen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

De rol van apothekersassistenten bij het gebruik van geneesmiddelen
  • Apothekersassistenten helpen bij het verstrekken van geneesmiddelen aan patiënten.
  • Ze verstrekken informatie over het juiste gebruik, de dosering en mogelijke bijwerkingen van de medicatie.
  • Ze zorgen ervoor dat patiënten de juiste medicijnen krijgen en begrijpen hoe ze moeten worden ingenomen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Verschillende soorten behandelingen met geneesmiddelen
  • Causale behandeling: bestrijding van de oorzaak van de ziekte.
  • Symptomatische behandeling: bestrijding van de symptomen van een aandoening.
  • Substitutietherapie: vervanging van een lichaamseigen stof door een geneesmiddel.
  • Preventieve behandeling: gericht op het voorkomen van een ziekte.
  • Palliatieve therapie: gericht op het verlichten van symptomen en het verbeteren van de kwaliteit van leven bij ernstige ziekte.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Gebruiksduur van geneesmiddelen
  • De gebruiksduur van een geneesmiddel hangt af van het doel van de therapie.
  • Sommige geneesmiddelen worden slechts voor een korte periode gebruikt, terwijl andere voor langere tijd worden ingenomen.
  • Het is belangrijk om de voorgeschreven gebruiksduur te volgen om de effectiviteit van de behandeling te waarborgen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Het belang van vertrouwen in het geneesmiddel
  • Het vertrouwen van de patiënt in het geneesmiddel is belangrijk voor een succesvolle behandeling.
  • Placebo's kunnen soms een positief effect hebben, zelfs als ze geen actieve medicinale ingrediënten bevatten.
  • Het is essentieel dat patiënten vertrouwen hebben in de voorgeschreven medicatie en deze op de juiste manier innemen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Het gebruik van placebo's
  • Placebo's zijn inactieve stoffen die soms worden gebruikt in klinische studies om het effect van een nieuw geneesmiddel te beoordelen.
  • Het placebo-effect verwijst naar de positieve reactie die kan optreden bij patiënten die een placebo innemen, simpelweg vanwege hun geloof in de werkzaamheid ervan.
  • Het gebruik van placebo's is ethisch controversieel en moet zorgvuldig worden overwogen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Alternatieve geneeswijzen zoals homeopathie en fytotherapie
  • Homeopathie maakt gebruik van geneesmiddelen die bij gezonde mensen symptomen kunnen veroorzaken die lijken op de ziekteverschijnselen van de patiënt.
  • Fytotherapie is een behandeling met kruiden.
  • Hoewel deze alternatieve geneeswijzen populair zijn, is hun werkzaamheid vaak niet wetenschappelijk bewezen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.