Thema - de beroepen - oefenen woordenschat de beroepen
1 / 45
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Hoe gaat het vandaag met jou?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Wat is dit?
A
de kassamedewerker
B
de afwasser
C
de kapper
D
de piloot
Slide 3 - Quiz
Wat is dit?
A
de verkoper
B
de kassamedewerker
C
de slager
D
de verkoper
Slide 4 - Quiz
Wat is dit?
A
de steward
B
de piloot
C
de leerkracht
D
de serveerster
Slide 5 - Quiz
Wat is dit?
A
de medewerker
B
de kassamedewerker
C
de kassa
D
de gyneacoloog
Slide 6 - Quiz
Wat is dit?
A
de piloot
B
de taxichauffeur
C
de treinbestuurder
D
de steward
Slide 7 - Quiz
Wat is dit?
A
de koerier
B
de koerier
C
de korier
D
de korir
Slide 8 - Quiz
Wat is dit?
A
de timmerman
B
de slager
C
de tuinier
D
de metser
Slide 9 - Quiz
Wat is dit?
A
de kelner
B
de steward
C
de kok
Slide 10 - Quiz
Wat is dit?
A
de schilder
B
de metser
C
de klusjesman
D
de elektricien
Slide 11 - Quiz
Wat is dit?
A
de leerling
B
de leerkracht
C
de bediende
D
de metser
Slide 12 - Quiz
Wat is dit?
A
de leerkracht
B
de verzorgende
C
de koerier
D
de kinderbegeleider
Slide 13 - Quiz
Wat is dit?
A
de klusjesman
B
de metser
C
de slager
D
de tuinier
Slide 14 - Quiz
Wat is dit?
A
de klusjesman
B
de postbode
C
de leerkracht
D
de koerier
Slide 15 - Quiz
Wat is dit?
A
de bakker
B
de slager
C
de tuinier
D
de klusjesman
Slide 16 - Quiz
Wat is dit?
A
de schilder
B
de metser
C
de klusjesman
D
de elektricien
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Wat is dit?
A
de plakbond
B
de plakbant
C
de placband
D
de plakband
Slide 19 - Quiz
Wat is dit?
A
de scaar
B
de shaar
C
de schaar
D
de shar
Slide 20 - Quiz
Wat is dit?
A
de computer
B
de compoeter
C
het computer
D
het compoeter
Slide 21 - Quiz
Wat is dit?
A
de lijm
B
de leim
C
de lim
D
de leem
Slide 22 - Quiz
Wat is dit?
A
de steft
B
de stift
C
de stevt
D
de stivt
Slide 23 - Quiz
Wat is dit?
A
de potlod
B
de potlod
C
het potlood
D
het pootlood
Slide 24 - Quiz
Wat is dit?
A
het stol
B
de stol
C
de stoel
D
het stoel
Slide 25 - Quiz
Wat is goed:
Hij ....
Hij ....
A
werk
B
werkt
C
werken
Slide 26 - Quiz
Wat is goed:
Zij (1 persoon)....
een boek
Zij (1 persoon)....
een boek
A
lees
B
leest
C
lezen
Slide 27 - Quiz
Ik ..... naar de buurman.
A
luister
B
luistert
C
luisteren
Slide 28 - Quiz
Ik ..... naar de buurman.
A
luister
B
luistert
C
luisteren
Slide 29 - Quiz
Hij ..... het op zijn papier.
A
plak
B
plakken
C
plakt
Slide 30 - Quiz
Hij ...... zijn naam.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen
Slide 31 - Quiz
Zij (1 persoon) ...... een brief.
A
schrijf
B
schrijven
C
schrijft
Slide 32 - Quiz
Jullie .... het goed.
A
begrijp
B
begrijpt
C
begrijpen
Slide 33 - Quiz
Wij .... koffie.
A
drinkt
B
drink
C
drinken
Slide 34 - Quiz
Wel woord is dit?
vergeet 'de' of 'het' niet
vergeet 'de' of 'het' niet
Slide 35 - Open question
Wel woord is dit?
vergeet 'de' of 'het' niet
vergeet 'de' of 'het' niet
Slide 36 - Open question
Wel woord is dit?
vergeet 'de' of 'het' niet
vergeet 'de' of 'het' niet
Slide 37 - Open question
Wel woord is dit?
vergeet 'de' of 'het' niet
vergeet 'de' of 'het' niet
Slide 38 - Open question
Wel woord is dit?
vergeet 'de' of 'het' niet
vergeet 'de' of 'het' niet
Slide 39 - Open question
Wel woord is dit?
vergeet 'de' of 'het' niet
vergeet 'de' of 'het' niet
Slide 40 - Open question
Wel woord is dit?
vergeet 'de' of 'het' niet
vergeet 'de' of 'het' niet
Slide 41 - Open question
Wel woord is dit?
vergeet 'de' of 'het' niet
vergeet 'de' of 'het' niet
Slide 42 - Open question
Wel woord is dit?
vergeet 'de' of 'het' niet
vergeet 'de' of 'het' niet
Slide 43 - Open question
Wel woord is dit?
vergeet 'de' of 'het' niet
vergeet 'de' of 'het' niet
Slide 44 - Open question
Ik snap alles!
😒🙁😐🙂😃
