Grammatica Blok 4 Les 1 TL

Grammatica Blok 4 TL
Les 1
Doelen: 
  • Je kan de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerk, de bijwoordelijke bepaling en de bijvoeglijke bepaling benoemen. 
  • Je kunt het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica Blok 4 TL
Les 1
Doelen: 
  • Je kan de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerk, de bijwoordelijke bepaling en de bijvoeglijke bepaling benoemen. 
  • Je kunt het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen

Slide 1 - Slide

Weet je nog? 


pv: vraagzin, 1e ww
wwg: pv + 2e ww
ond: wie of wat + wwg
lv: wie of wat + wwg + ond
mv: aan wie of voor wie
bwb: alles wat overblijft bv. waar, hoe laat, waarom, enz. 
bvb: deel van een ander zinsdeel met een bvn woord

Slide 2 - Slide

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm

Slide 3 - Open question

Benoem de pv
De winkelier heeft gisteren veel verkocht.

Slide 4 - Open question

Benoem het wwg
De winkelier heeft gisteren veel verkocht.
A
heeft
B
heeft verkocht
C
de winkelier
D
veel

Slide 5 - Quiz

Benoem het onderwerp
De winkelier heeft gisteren veel verkocht.
A
veel
B
veel verkocht
C
de winkelier
D
gisteren

Slide 6 - Quiz

Benoem het lv
De winkelier heeft gisteren veel verkocht.

Slide 7 - Open question

Benoem het mv
De winkelier heeft gisteren veel verkocht.
A
de winkelier
B
gisteren
C
veel
D
zit er niet in

Slide 8 - Quiz

Benoem de bwb
De winkelier heeft gisteren veel verkocht.
A
gisteren
B
veel
C
de winkelier
D
veel verkocht

Slide 9 - Quiz

Bijvoeglijke bepaling niet? 
De kleine winkelier heeft gisteren veel verkocht. 

Waar zie je een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 10 - Slide

Naamwoordelijk gezegde

Slide 11 - Slide

Koppelwerkwoorden

Slide 12 - Mind map

Zit er een koppelwerkwoord in? 
Dan is het een naamwoordelijk gezegde. 

Koppelwerkwoorden: 
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

LEER DEZE 9 KOPPELWERKWOORDEN UIT JE HOOFD

Slide 13 - Slide

Huiswerk TL
Maak opdracht 1, 3, 4, 5 en 6

Slide 14 - Slide