V3 - 37e les - 8 de febrero - ropa colores estampados + pepe

Español - VWO 3
Lunes, 8 de febrero de 2021
1 / 36
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Español - VWO 3
Lunes, 8 de febrero de 2021

Slide 1 - Slide

Escribe la fecha de hoy
día / mes / año
timer
0:30

Slide 2 - Open question

¿Qué actividades has hecho este fin de semana?

Slide 3 - Open question

Objetivo de la clase

Aan het einde van de les weet je hoe je moet zeggen welke print een kledingstuk heeft en van welke stof het is gemaakt.

Aan het einde van de les weet je hoe je moet vragen naar de prijs en hoe je moet zeggen hoeveel iets kost.

Slide 4 - Slide

El jersey
timer
0:10
A
het jasje
B
het t-shirt
C
het vestje
D
de trui

Slide 5 - Quiz

het t-shirt
timer
0:10
A
la camisa
B
el chandal
C
la camiseta
D
el jersey

Slide 6 - Quiz

El traje
timer
0:10
A
de pet
B
het pak (heren)
C
de armband
D
de jas

Slide 7 - Quiz

De jas
timer
0:10
A
la falda
B
el traje
C
la pulsera
D
el abrigo

Slide 8 - Quiz

Vul aan met de juiste vorm van de kleuren: los pantalones .... (wit)
timer
0:15

Slide 9 - Open question

El vestido ..... (geel)
timer
0:15

Slide 10 - Open question

el cinturón ... (paars)

Slide 11 - Open question

las botas ... (groen)

Slide 12 - Open question

¿Qué verbo usamos para dragen van kleding? Vervoeg het ook!

Slide 13 - Open question

¿Hay preguntas?
El cumpleaños
Las tiendas y productos
La ropa y los colores

Slide 14 - Slide

Materiales 
Wat valt je op bij bijna alle stoffen?

Slide 15 - Slide

Estampados
Wat valt je op bij bijna alle printjes?

Slide 16 - Slide

Haz una selfie (de tu ropa)
Je kleding moet heel duidelijk te zien zijn.

Slide 17 - Open question

¿Qué llevas puesto? (kleur en printje)

Teun lleva (puesto) unos pantalones negros de lana
Noa lleva (puesto) una falda roja de lunares
Llevo ...

Let op mannelijk  / vrouwelijk
una falda roja
un sombrero negro
unos pantalones azules

Slide 18 - Slide

¿Qué llevas puesto?
Cuando la profe dice tu nombre . . . 

 . . . explica qué llevas puesto 
(¿Qué ropa y de qué color)?

Slide 19 - Slide

Ejercicio 1 (deberes)
Bekijk dit interactieve filmpje en beantwoord de vragen die tijdens het kijken worden gesteld.

Slide 20 - Slide

7

Slide 21 - Video

Preguntar por el precio: valer / costar
¿Cuánto cuesta la falda negra?
¿Cuánto vale la falda negra?

¿Cuánto cuestan los vaqueros?
¿Cuánto valen los vaqueros?

Slide 22 - Slide

Decir el precio: valer / costar
La falda cuesta 15 euros con cincuenta céntimos
La falda vale 15 euros con cincuenta céntimos


Los vaqueros cuestan / valen treinta y nueve euros con noventa y cinco centímos

Slide 23 - Slide

Practicamos

Slide 24 - Slide

Practicamos

Slide 25 - Slide

¿Te acuerdas de la tarea?
Weet je nog waarom je dit allemaal moet weten/leren?
Tarea del tema 4: abre el reader por la página 5

Slide 26 - Slide

Heb jij je doel bereikt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Heb je het doel bereikt?
Zo ja, leg uit hoe?
Zo nee, leg uit waarom niet?

Slide 28 - Open question

Los deberes
Leren
La ropa, los colores, los materiales y estampados (s-n en n-s)
Leren hoe je naar de prijs vraagt en hoe je de prijs zegt.
(en al het voorgaande van dit tema)

Slide 29 - Slide

00:07
¿Qué son "las rebajas"?

Slide 30 - Open question

00:27
La camiseta de manga larga es . . .
A
delunares
B
de rayas
C
de cuadros
D
de flores

Slide 31 - Quiz

00:48
La bufanda de este señor es
A
de cuadros
B
de rayas
C
de lunares
D
de flores

Slide 32 - Quiz

00:53
El bolso es . . .
A
amarillo
B
amarilla

Slide 33 - Quiz

02:11
Wanneer zeg je
1 - ¿Cuánto cuesta?
2 - ¿Cuánto cuestan?

Slide 34 - Open question

02:16
¿Cuánto cuesta la camiseta negra?
Er zijn meer antwoorden goed
A
Cuesta siete euros con noventa y cinco céntimos
B
Cuesta nueve euros con noventa y cinco céntimos
C
9,95 eur
D
7,95

Slide 35 - Quiz

02:36
Welke werkwoorden gebruiken we om te zeggen hoeveel iets kost?

Slide 36 - Open question