werkwoordspelling

1 / 19

Slide 1: Slide

NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

werkwoordspelling

Slide 3 - Slide

Maaike (verhuizen) volgende maand naar een andere stad.

verhuist

verhuisd

verhuisde

verhuizt

Slide 4 - Quiz

(Worden) jij ook zo blij als de zon schijnt?

word

wordt

werd

worden

Slide 5 - Quiz

Het (gebeuren) bijna nooit dat ik te laat op mijn werk kom.

gebeurt

gebeurd

Slide 6 - Quiz

Daarom (hamsteren) mijn moeder al twee weken pakken rijst en toiletpapier.

hamsteren

hamster

hamstert

hamsterd

Slide 7 - Quiz

De weerman (voorspellen) een mooie zomerse dag.

voorspelt

voorspeld

Slide 8 - Quiz

De zon (schijnen) de hele dag.

Slide 9 - Open question

(worden) jij hier gek van?

Slide 10 - Open question

Ik (lopen) naar school

Slide 11 - Open question

Laura ( moeten) naar school.

Slide 12 - Open question

De houtkachel (branden) goed.

Slide 13 - Open question

Het vliegtuig ( landen) op het vliegveld.

land

landd

landt

lant

Slide 14 - Quiz

(Komen) jij naar school?

Komt

Kom

Komd

Komdt

Slide 15 - Quiz

Werkwoordspelling

Slide 16 - Slide

Werkwoordspelling

Waarom is werkwoordspelling zo belangrijk?

Slide 17 - Slide

Werkwoordspelling

21-09-2021

D of -dt?
Vervangen door 'lopen' of 'smurfen'
De -t wordt hoorbaar

Slide 18 - Slide

WERKWOORDSPELLING

Slide 19 - Slide