Practising the future tense

Today we're going to talk about the 
FUTURE
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Today we're going to talk about the 
FUTURE

Slide 1 - Slide

Actually I was talking about this
FUTURE

Slide 2 - Slide

Planning
Practise:
Will or Going to?

Goal:
At the end of this class you know the difference between will and going to.

Slide 3 - Slide

The Future


Future staat voor toekomende tijd. In het Nederlands zeggen we dan vaak dat iets gaat gebeuren.

In het Engels kennen ze een duidelijk verschil tussen of iets ZEKER gaat gebeuren of NIET. 

Slide 4 - Slide

Will and going to

De twee meest voorkomende vormen om te praten over de toekomst in het Engels zijn 'will' en 'to be going to'

"It will rain tomorrow".
"I am going to Spain this summer".
In een zin komen deze vormen altijd vóór het hele werkwoord! (eat, walk, listen, etc.)

Slide 5 - Slide

Will or going to?

Will

- Bij een voorspelling waar je NIET zeker weet of het gaat gebeuren
- Bij een besluit op het moment van spreken
Going to

- Bij een voorspelling waarbij je WEL zeker weet dat het gaat gebeuren
- Bij een afgesproken plan

Slide 6 - Slide

'Will' gebruik je bij een voorspelling waar je NIET zeker weet of het gaat gebeuren
A
True
B
False

Slide 7 - Quiz

'Will' gebruik je bij een besluit op het moment van spreken.
A
True
B
False

Slide 8 - Quiz

'Going to' gebruik je bij een voorspelling waar je WEL zeker weet dat het gaat gebeuren
A
True
B
False

Slide 9 - Quiz

'Going to' gebruik je bij een afgesproken plan.
A
True
B
False

Slide 10 - Quiz

I ______ see Dennis tonight (afgesproken plan)
A
will
B
am going to

Slide 11 - Quiz

____ you help me?
(besluit op het moment van spreken)
A
will
B
are you going to

Slide 12 - Quiz

It _____ take us three hours to get there.
(niet zeker)
A
will
B
is going to

Slide 13 - Quiz

I ______ travel to Spain this summer.
(afgesproken plan)
A
will
B
am going to

Slide 14 - Quiz

It _____ rain tomorrow.
(niet zeker)
A
will
B
is going to

Slide 15 - Quiz

I bet Ajax ____ loose next week!
A
will
B
is going to

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide