Les 20 - H2 Grammatica: bvb. en bwb. & bez. vnw, wederkerend en wederkerig vnw.

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 5 min

Items in this lesson

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Lesplanning
- Lesdoel
- Overzicht Yesweek 2
- Voorkennis: wat weet je al?
- Theorie
- Zelfstandig werken
- Opdracht bespreken
- Afsluiting

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les...
... kun je uitleggen wat het verschil is tussen bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling

... kun je uitleggen wat een bezittelijk voornaamwoord, wederkerend en wederkerig voornaamwoord is 

Slide 3 - Slide

YES-week 2
Grammatica 1-6
Spelling 1-6
H1: Zinsontleding en woordsoorten
H1: Werkwoorden en twee pv en ow in zin
H2: 
- Verschil bijvoeglijk vnw en bezittelijk voornaamwoord 
- Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
H2: Voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord
H3: 
- Enkelvoudige en samengestelde zinnen 
- Voegwoord
H3: Meervoud van zelfstandig naamwoord en lastige letters
H4: 
- Hoofd- en bijzinnen
- Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
H4: Samenstellingen en tussen -n 
H5:
- Herhaling 
- vragend voornaamwoord
H5: Citaten en komma's
H6: Herhaling
H6: Herhaling 

Slide 4 - Slide

Wat is in deze zin de bijvoeglijk bepaling?

De prachtige rozen staan in de tuin


Slide 5 - Slide

Wat is in deze zin de bijvoeglijk bepaling?
De prachtige rozen staan in de tuin

Bijvoeglijk bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord:
De mooie trui
De gele auto

Slide 6 - Slide

Wat is in deze zin de bijwoordelijke bepaling?

De prachtige rozen staan in de tuin


Slide 7 - Slide

Wat is in deze zin de bijwoordelijke bepaling?
De prachtige rozen staan in de tuin

Bijwoordelijke bepaling vertelt meer over waar/wanneer/waardoor/hoe iets gebeurt

In de auto zitten mijn spullen
Tijdens de vakantie werk ik meer in de Albert Heijn

Slide 8 - Slide

Moeilijk geval: bwb of bvb?
Mijn vriendin is dol op deze chocola uit Duitsland

Slide 9 - Slide

Moeilijk geval: bwb of bvb?
Mijn vriendin is dol op deze chocola uit Duitsland

Bijvoeglijke bepaling, want...
- vertelt meer over het zelfstandig naamwoord 'chocola'
- is geen apart zinsdeel, maar hoort bij een zinsdeel
- kun je niet zomaar verplaatsen

Slide 10 - Slide

Moeilijk geval: bwb of bvb?
Nederland importeert veel producten uit Duitsland


Slide 11 - Slide

Moeilijk geval: bwb of bvb?
Nederland importeert veel producten uit Duitsland

Bijwoordelijke bepaling, want...
- vertelt waar (een plek)
- is een apart zinsdeel
- kun je verplaatsen in een zin
(Uit Duitsland importeert Nederland veel producten)

Slide 12 - Slide

Voorbeeldopdracht: bvb of bwb
In Drenthe wordt morgen een optreden gegeven door de beroemde zanger

De optreden in Drenthe wordt morgen gegeven door de beroemde zanger 


timer
3:00

Slide 13 - Slide

Voorbeeldopdracht: bvb of bwb
In Drente wordt morgen een optreden gegeven van de beroemde zanger

= bijwoordelijke bepaling
- geeft een plek aan 
- is een apart zinsdeel 
- kun je verplaatsen in een zin


Slide 14 - Slide

Voorbeeldopdracht: bvb of bwb
De optreden in Drente - wordt - morgen - gegeven door de beroemde zanger 

= bijvoeglijke bepaling
- vertelt wat over het zelfstandig naamwoord (de optreden)
- is geen apart zinsdeel 


Slide 15 - Slide

Wederkerend voornaamwoord
= het voornaamwoord dat terugverwijst naar het onderwerp in een zin

Wat zijn de wederkerende voornaamwoorden in deze zinnen?
- Hij heeft zich omgekleed
- Ik herinner me weer wat ik wou zeggen
- U herinnert u (zich) weer wat er gebeurd was
- Wij herinneren ons weer wat we zouden zeggen

Slide 16 - Slide

Wederkerend voornaamwoord
= het voornaamwoord dat terugverwijst naar het onderwerp in een zin

Wat zijn de wederkerende voornaamwoorden in deze zinnen?
- Hij heeft zich omgekleed
- Ik herinner me weer wat ik wou zeggen
- U herinnert u (zich) weer wat er gebeurd was
- Wij herinneren ons weer wat we zouden zeggen

Slide 17 - Slide

Wederkerende werkwoorden
= Het werkwoord dat hoort hij het wederkerend voornaamwoord 

Hij herinnert zich wat er gebeurd was
-> zich herinneren 

Zij heeft zich omgekleed
-> zich omgekleed

Slide 18 - Slide

Wederkerig voornaamwoord 
= geeft een relatie of handeling tussen twee personen aan 

In het Nederlands hebben we er 3:
- elkaar
- mekaar
- elkander

Slide 19 - Slide

Voorbeeldopdracht
Benoem de wederkerende voornaamwoorden, werkwoorden en wederkerig voornaamwoord in de onderstaande zin

- De twee vrienden hielpen zichzelf met hun wiskundeopgaven voordat ze elkaar in de bioscoop ontmoeten 
timer
2:00

Slide 20 - Slide

Voorbeeldopdracht
- De twee vrienden hielpen zichzelf met hun wiskundeopgaven voordat ze elkaar in de bioscoop ontmoeten 

Wederkerend voornaamwoord = zichzelf
Wederkerend werkwoord = hielpen (hielpen zichzelf)
Wederkerig voornaamwoord = elkaar

Slide 21 - Slide

Zelfstandig werken / verlengde instructie
Wat
Hoofdstuk 2 grammatica
Blz. 79-83
Opdracht: 2, 3, 7 en 9
Hoe
Boek en schrift
Hulp
Zelfstandig of uitleg (bij mij)
Tijd
25 minuten
Klaar?
Doorgaan met opdrachten uit het boek

timer
5:00

Slide 22 - Slide