19-11: schrijven les 2 schrijfplan en informatief artikel

Langere teksten schrijven
Inhoud les:
  • Terugblik
  • Schrijfplan
  • Informatief artikel
  • Veel voorkomende zinnetjes oefenen
  • Huiswerk/ afsluiting
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Langere teksten schrijven
Inhoud les:
  • Terugblik
  • Schrijfplan
  • Informatief artikel
  • Veel voorkomende zinnetjes oefenen
  • Huiswerk/ afsluiting

Slide 1 - Slide

Beoordeling examen Schrijven
1. Samenhang
2. Doel bereiken
3. Publiek
4. Woordenschat en woordgebruik
5. Spelling, zinsbouw, interpunctie
6. Leesbaarheid


Slide 2 - Slide

In welke zin staan alle hoofdletters goed?
A
op zondag houden de Spanjaarden rust.
B
Op zondag houden de spanjaarden rust.
C
Op zondag houden de Spanjaarden rust.
D
Op Zondag houden de Spanjaarden rust.

Slide 3 - Quiz

Schrijfproducten
Tijdens het examen schrijf je dus twee of drie van de volgende producten:
zakelijke brief/e-mail 
artikel
verslag
betoog
memo

Slide 4 - Slide

Ieder schrijfproduct bestaat uit dezelfde opbouw. Wat is deze opbouw?

Slide 5 - Open question

Welk woord is niet juist gespeld?
A
gëirriteerd
B
poriën
C
categorieën
D
vacuüm

Slide 6 - Quiz

Inleiding

De tekst begint met een inleiding. Dit is een aparte alinea. Je trekt de aandacht van de lezer en introduceert het onderwerp. Bij een betoog geef je ook een standpunt.

Slide 7 - Slide

Na welk woord schrijf je een komma?

We werken erg hard hier in Spanje maar het is wel erg gezellig.
A
na hard
B
na hier
C
na Spanje
D
na maar

Slide 8 - Quiz

Kern (middenstuk)

Na de inleiding volgt het middenstuk. Je hebt informatie verzameld en dat verwerk je in het middenstuk. In de kern staat dus de meeste informatie. Het middenstuk verdeel je ook weer in aparte alinea’s. Je plaatst witregels tussen de alinea’s.



Slide 9 - Slide

Wat is goed geschreven?
A
doormiddelvan
B
doormiddel van
C
door middelvan
D
door middel van

Slide 10 - Quiz

Slot

Als laatste volgt het slot. Ook dit is weer een aparte alinea. In het slot geef je bijvoorbeeld een conclusie, een samenvatting, kom je terug op de inleiding of geef je een advies of een vooruitblik.



Slide 11 - Slide

Wat is goed geschreven?
A
interessante herinneringen
B
interesante herinneringen
C
interessante herineringen
D
interesante herineringen

Slide 12 - Quiz

Schrijven in fasen

Als je een langere tekst schrijft, zoals een artikel of een zakelijke brief dan is het handig om vooraf een plan te hebben.

Slide 13 - Slide

Wat is goed geschreven?
A
Na aanleiding van uw vraag ben ik opzoek...
B
Naar aanleiding van uw vraag ben ik op zoek...
C
Naar aanleiding van uw vraag ben ik opzoek...
D
Na aanleiding van uw vraag ben ik op zoek...

Slide 14 - Quiz

Maak een schrijfplan
  • Bepaal het onderwerp
  • Bepaal je schrijfdoel
  • Bepaal je doelgroep (en informeel of formeel)
  • Verzamel informatie
  • Bepaal de volgorde van de deelonderwerpen of argumenten
  • Bepaal de opbouw: (inleiding, kern en slot)

Slide 15 - Slide

Voorbeeld schrijfplan
Zie ook Teams> Nederlands> bestanden> schrijven theorie
  • Bepaal het onderwerp
  • Bepaal je schrijfdoel
  • Bepaal je doelgroep (en informeel of formeel)
  • Verzamel informatie
  • Bepaal de volgorde van de deelonderwerpen of argumenten
  • Bepaal de opbouw: (inleiding, kern en slot)

Slide 16 - Slide

Wat is de juiste meervoudsvorm van
kalf?

Slide 17 - Open question

Informatief artikel

In deze les leer je wat een informatief artikel is en hoe je deze moet schrijven. 

Slide 18 - Slide

Wat is een informatief artikel?
  • In een informatief artikel geef je achtergrondinformatie over een bepaald onderwerp. 
  • De tekst bevat alleen feiten, geen meningen. 
  • Zorg ervoor dat je lezer kan controleren waar de informatie vandaan komt, gebruik bronvermelding.

Slide 19 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden horen bij elkaar.
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 20 - Quiz

Tekststructuren
Informatieve artikelen kun je volgens verschillende tekststructuren opbouwen. Geschikte tekststructuren voor een informatief artikel zijn:

  • vraag-antwoordstructuur: je stelt een vraag en geeft antwoorden
  • aspectenstructuur: je bespreekt verschillende kanten van het onderwerp
  • probleem-oplossingsstructuur: je signaleert een probleem en gaat in op gevolgen, oorzaken en oplossingen van dit probleem.

Zie ook boek NuNederlands op blz. 267 (bijlagen)

Slide 21 - Slide

Wat zijn de functies van signaalwoorden in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.

Slide 22 - Quiz

Signaalwoorden
Gebruik signaalwoorden voor een duidelijke structuur. Bijvoorbeeld:


opsomming: ten eerste, ten tweede, ook, verder, daarnaast, bovendien
tijd: eerst, toen, daarna, vervolgens, ten slotte, voordat, nadat
toelichting: bijvoorbeeld, zoals
voorwaarde: als, wanneer, tenzij, mits
vergelijking: als, zoals, even ... als, ... dan

In Bijlage 1 op bladzijde 266 vind je een overzicht van tekstverbanden en signaalwoorden.

Slide 23 - Slide

Welk woord is niet juist geschreven?
A
radio-omroep
B
tbc-patiënt
C
diploma-uitreiking
D
exmilitair

Slide 24 - Quiz

Huiswerk 
Lees de theorie van Schrijven 2: paragraaf 2.5 Informatief artikel 
Maak opdracht 1 van paragraaf 2.5

Slide 25 - Slide

Geef in drie woorden wat je van deze les vond. Bedankt alvast!

Slide 26 - Open question