Les 10: laatste les voor proefwerk

havo-3 chapitre 1
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Aan het einde zie je wat je op het proefwerk kunt verwachten.

Probeer alle vragen te beantwoorden, zodat ik je de volgende les ook nog kan helpen! Succes!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

havo-3 chapitre 1
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Aan het einde zie je wat je op het proefwerk kunt verwachten.

Probeer alle vragen te beantwoorden, zodat ik je de volgende les ook nog kan helpen! Succes!

Slide 1 - Slide

Répéter:
grammaire D
In klas 1 en 2 is het bijvoeglijk naamwoord al een aantal keren teruggekomen.
We gaan ons vandaag vooral richten op de onregelmatige vormen en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord. Het basisschema krijg je zo ook nog te zien.

Als het goed is, kennen jullie deze nog:
- beau/belle              nouveau/nouvelle
- bon/bonne             vieux/vieille

Deze 4 onregelmatige vormen worden uitgebreid. Neem de volgende slides goed over in je aantekeningenschrift.

Slide 2 - Slide

Grammaire D:
het schema
Een zelfstandig naamwoord kan mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud of meervoud zijn. Dat betekent dat het bijvoeglijk naamwoord 4 vormen kan hebben. Ik leg het uit aan de hand van het bijvoeglijk naamwoord petit (klein)
Mannelijk enkelvoud: 
--
un petit garçon
Mannelijk meervoud: 
+s
les petits garçons
Vrouwelijk enkelvoud: 
+e
une petite fille
Vrouwelijk meervoud: 
+es
les petites filles

Slide 3 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord:
kijk goed naar de uitgangen!
Eindigt een mannelijk bijvoeglijk naamwoord op één van de volgende letters? Dan is deze onregelmatig en krijgt deze een andere, vrouwelijke vorm.
Uitgangen (mannelijk): 
- ien  
- if    
- eux 
Voorbeelden mannelijk: 
le garçon australien
le garçon sportif
le garçon heureux

Uitgangen (vrouwelijk): 
- ienne
- ive
- euse
Voorbeelden vrouwelijk: 
la fille australienne
la fille sportive
la fille heureuse

Slide 4 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord:
de plaats
Een bijvoeglijk naamwoord komt meestal achter het zelfstandig naamwoord in het Frans.
De volgende uitzonderingen komen ervoor. Deze moet je kennen!

bnw
- beau
- bon
- joli
- premier
- long
- petit
vertaling
- mooi
- goed, lekker
- mooi
- eerste
- lang
- klein
bnw
- vieux
- mauvais
- nouveau
- jeune
- grand
- dernier
vertaling
- oud
- slecht
- nieuw
- jong
- groot
- laatste

Slide 5 - Slide


Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek in de zin. (nouveau)
J'économise pour une _____ console de jeux ___________.

Slide 6 - Open question


Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek in de zin. (généreux)
J'ai reçu de l'argent de ma _____ grand-mère ___________.

Slide 7 - Open question


Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek in de zin. (bon)
Je reçois de l'argent pour mes  _____ notes ___________.

Slide 8 - Open question


Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek in de zin. (bleu)
Ce sont des _____ chaussures ___________.

Slide 9 - Open question

Zijn er nog vragen?
Wil je nog iets weten over het maken van een bijvoeglijk naamwoord?

Dit is de laatste kans om je vragen hierover te stellen!

Slide 10 - Slide

Répéter:
grammaire H
In klas 1 en 2 hebben jullie al meerdere keren regelmatige werkwoorden gezien die eindigen op -er.
Maar: er zijn ook regelmatige werkwoorden die eindigen op -re (klein verschil..).

Net als in klas 1 en 2 krijgen jullie daarvoor een schema dat jullie kunnen/moeten volgen.

Neem de komende slides goed over!

Slide 11 - Slide

Werkwoorden op -re:
de stam vinden
Om de stam van de werkwoorden te vinden, doe je hetzelfde als in klas 1 en 2. 
Je haalt van het werkwoord de laatste 2 letters af (-re).

Ik gebruik in het voorbeeld het werkwoord répondre (antwoorden).

répondre --> répondre --> répond.

Slide 12 - Slide

Stap 2:
de uitgangen
Zoek de juiste uitgang en plak deze achter de stam.
je + s
tu + s
il + --
elle + -- 
on + -- 
nous + ons
vous + ez 
ils + ent
elles + ent
je réponds
tu réponds
il répond
elle répond
on répond
nous répondons
vous répondez
ils répondent
elles répondent
ik antwoord
jij antwoordt
hij antwoordt
zij antwoordt
men antwoordt/we antwoorden
wij antwoorden
u antwoordt/jullie antwoorden
zij antwoorden (mmv)
zij antwoorden (vmv)

Slide 13 - Slide

Werkwoorden op -re:
de passé composé
Stap 1: vervoeg met het hulpwerkwoord 'avoir'.
Stap 2: haal -re van het hele werkwoord af en plak er een -u achter.
j'ai répondu
tu as répondu
il a répondu
elle a répondu
on a répondu
nous avons répondu
vous avez répondu
ils ont répondu
elles ont répondu
ik heb geantwoord
jij hebt geantwoord
hij heeft geantwoord
zij heeft geantwoord
men heeft geantwoord, we hebben geantwoord
wij hebben geantwoord
u heeft geantwoord, jullie hebben geantwoord
zij hebben geantwoord (mmv)
zij hebben geantwoord (vmv)

Slide 14 - Slide

Werkwoorden op -re:
let op!
Als je het werkwoord répondre kan vervoegen in beide tijden, dan kan je ook de volgende werkwoorden vervoegen. Dit gaat op dezelfde manier.
Leer dus ook deze werkwoorden voor de toets (Nederlands-Frans)!
werkwoord
- attendre
- entendre
- vendre
- perdre
vertaling
- wachten
- horen
- verkopen
- verliezen

Slide 15 - Slide


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (horen, présent)

Nous ____ beaucoup de bonnes choses sur Bruxelles.

Slide 16 - Open question


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (perdre, passé composé)

Je pense qu´il ____ ______ son portable.

Slide 17 - Open question


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (attendre, présent)

J´ ____ le weekend avec impatience!.

Slide 18 - Open question


Zet het werkwoord in de juiste vorm. (vendre, passé composé)

Mes parents ____ ______ leur maison.

Slide 19 - Open question

Zijn er nog vragen?
Wil je nog iets weten over het maken en toepassen van het werkwoord op -re?

Dit is de laatste kans om je vragen hierover te stellen!

Slide 20 - Slide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 1: écouter
- Lees de vragen, luister naar het fragment en kies het juiste antwoord (A/B/C).

Opdracht 2: vocabulaire

- Er worden Franse woorden in het Nederlands omschreven. Welk woord hoort waarbij?
- Kies het woord dat het beste in de zin past. Er blijven 2 woorden over!

Opdracht 3: grammaire
- Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm en op de juiste plek.
- Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm in de aangegeven tijd.
- Vertaal de werkwoordsvormen in het Frans.

Slide 21 - Slide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: phrases clés
- Zeg in het Frans dat ....


Opdracht 5: lire
- Noteer de juiste alinea bij de 3 tussenkopjes.
- Geef in het Nederlands antwoord op de vragen over de tekst.
- Vertaal de onderstreepte woorden in de tekst naar het Nederlands.

Slide 22 - Slide

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 1

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (het bijvoeglijk naamwoord)
- grammaire H (werkwoorden op -re)

Slide 23 - Slide