Toets vijf punten en brandwonden

Toets vijf punten en brandwonden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Toets vijf punten en brandwonden

Slide 1 - Slide

Wat is het eerste wat je doet als je naar een slachtoffer toe gaat?
A
Zeggen dat je EHBO hebt (geruststellen)
B
Op gevaar letten
C
Kijken wat er is gebeurd

Slide 2 - Quiz

Bij het letten op gevaar zorg je voor:
A
brand blussen, bijna omvallende zaken stutten en kijkers op afstand houden.
B
de veiligheid van jezelf, de omstanders en het slachtoffer.
C
Alle waardevolle dingen die stuk kunnen gaan.

Slide 3 - Quiz

Je gaat eerst onderzoeken wat er is gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert omdat:
A
je dan beter kunt bepalen wat het slachtoffer mankeert
B
het handig is voor een volgende keer als je iemand helpt
C
het slachtoffer dan niets meer hoeft te zeggen.

Slide 4 - Quiz

Beschutting geven is aan het slachtoffer is nodig omdat:
A
het vervelend is als iedereen kan kijken
B
het slachtoffer onderkoeld of oververhit kan raken
C
hij anders afgeleid raakt door de omgeving

Slide 5 - Quiz

Welke gevaren loop je tijdens de hulpverlening op ernstige ziektes (AIDS, hepatitis etc.)
A
Er is helemaal geen kans op besmetting
B
Het gevaar op besmetting is zeer groot
C
De kans op besmetting is heel klein

Slide 6 - Quiz

Brandwonden ontstaan niet door
A
hete thee
B
elektriciteit
C
sap van berenklauw (plant)
D
ontstaan wel door alle bovenstaanden

Slide 7 - Quiz

Hoe geven we de ernst van een brandwond aan?
A
met de regel van 9
B
door het ontstaan
C
door de vijf punten
D
1e, 2e en 3e graads

Slide 8 - Quiz

Hoe geven we de ernst van een brandwond aan?
A
1%
B
8%
C
10%
D
30%

Slide 9 - Quiz

Tweede graads verbranding:
A
heeft blaren gevuld met helder vocht
B
is rood, doet pijn en is opgezet
C
is rood, doet pijn en is opgezet
D
is wit of zwart en gevoelloos

Slide 10 - Quiz

Als eerstehulpverlener gaan we bij alle tweede en derde graads verbranding naar de huisarts.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Waarvoor gebruiken we de regel van 9
A
om de diepte te bepalen
B
om de oppervlakte te bepalen
C
vertelt de 9 stappen voor de hulpverlener

Slide 12 - Quiz

Wat is de belangrijkste handeling bij brandwonden?
A
Dat alles wat je gebruikt steriel is
B
Dat de brandwond gekoeld wordt
C
meteen 112 bellen bij 2e of 3e graads brandwonden

Slide 13 - Quiz

Je ziet een grote brandwond over de hele schouder; rode, licht gezwollen huis en het slachtoffer heeft pijn. Wat heeft het slachtoffer?
A
1e graads brandwond
B
2e graads brandwond
C
3e graads brandwond

Slide 14 - Quiz

Hoe koelen we een brandwond?
A
30 minuten met koud water
B
koud kraanwater op de wond, 10 minuten
C
lauw stromend water over de wond, 10 minuten
D
alleen met speciale koelgel

Slide 15 - Quiz

Welke stelling klopt niet?
A
Koelen heeft nut tot 1 uur na de verbranding
B
Het slachtoffer kan bij een groot oppervlak in shock raken
C
Koelen kan ook door het slachtoffer in een koud bad te leggen
D
Als er geen schoon water is, mag je zelfs met slootwater koelen

Slide 16 - Quiz