• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
‹Return to search

La familia

La familia
1 / 32
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

La familia

Slide 1 - Slide

Los objetivos de la clase
Conoces algunas (al menos 4) palabras nuevas del tema de la familia.

Slide 2 - Slide

Programa
Bienvenido - 5 min 
¡A trabajar! - 15 min 
Vocabulario - 10 min
Herhaling - 20 min
Los artículos - 10 min 

Slide 3 - Slide

¡Vamos a practicar! 
¿Qué? blz 32/33 ejercicio 1 y 2

timer
10:00

Slide 4 - Slide

La familia

Slide 5 - Mind map

Vocabulario 
Leer de woordjes achter in je boek
timer
10:00
Blz. 82

Slide 6 - Slide

La familia

Slide 7 - Slide

Welke werkwoorden gebruik je om je familie te beschrijven?

Slide 8 - Mind map

La familia - Verbos útiles
SER [zijn/to be]
 > Es mi madre.
LLAMARSE [heten/to be named]
 > Se llama María.
TENER [hebben/to have]
 > Tengo 2 hermanos.
VIVIR [wonen]
 > Vivimos en La Haya.

Slide 9 - Slide

Lola es la                       de Iván.

abuela

esposa

madre

tía

sobrino

prima

Slide 10 - Drag question

Sergio es el                       de Iván.

abuela

marido

madre

padre

sobrino

prima

Slide 11 - Drag question

Marina es la                       de Pedro.
Marina es la                       de Sergio.

esposa

nieta

hermana

padre

sobrino

prima

Slide 12 - Drag question

Marina es la                       de Paco.
Marina es la                       de Teresa.

abuela

nieta

hermana

padre

hija

tía

Slide 13 - Drag question

Silvia es la                       de Teresa.
Sofía es la                       de Silvia.

sobrina

tía

hermana

madre

hija

prima

Slide 14 - Drag question


Vertaal: La hermana de Pedro se llama Ana.

Slide 15 - Open question



Schrijf de naam van 5 naaste familieleden en jullie relatie met elkaar.
Bijvoorbeeld:

- Betty es mi tía. Yo soy La sobrina de Betty.
- Arturo es mi marido. Yo soy la mujer de Arturo.
- Felipe es mi hermano. Yo soy la hermana de Felipe.
- enz.
let op het lidwoord!:
el padre (mannelijk)
la madre (vrouwelijk)
opdracht
Ejercicio
timer
10:00

Slide 16 - Slide

ser 
Ser gebruik je als je wilt zeggen wie of wat iemand is. 
Ana es holandesa🌷.
Carlos es doctor 👨‍⚕️. 
 

Slide 17 - Slide

                                        Ser = zijn                      
soy
eres
es
somos
sois
son
Yo
Tú
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes

Slide 18 - Slide

Tener 
  1. Wat betekent tener?
  2. Hoe vervoeg je tener?
  3. Wanneer/hoe kun je tener gebruiken?

Slide 19 - Slide

 Hoe vervoeg je tener?
tener = hebben

Yo
Tú
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen

Slide 20 - Slide

Maak 2 zinnen met de ik-vorm
  1. tener hambre  (honger)
  2. tener sed  (dorst)
  3. tener calor  (warm)
  4. tener frío (koud) 
  5. tener 13 años (leeftijd zeggen) 
  6. Tener gatos/perro ( katten/ honden)

Slide 21 - Slide

HET LIDWOORD
Zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk of vrouwelijk
Bij een mannelijk zelfstandig naamwoord hoort een mannelijk lidwoord.
Bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord hoort een vrouwelijk lidwoord.
Zet je het woord in meervoud, dan verandert het lidwoord mee.
Bepaald (de / het)
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
el 
la
meervoud
los
las

Slide 22 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
1. zelfstandige naamwoorden op een -o  eindigen zijn bijna altijd mannelijk
El niño                                     El  chico                                                  El primo
El hermano                           El  abuelo                                            El tío

2. zelfstandige naamwoorden die op een -a eindige zijn (bijna) altijd vrouwelijk
La niña                                  La hija                                                       La hermana 
La casa                                  La abuela                                                 La tía 



Slide 23 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
In het Spaans zijn er vrouwelijke  en mannelijke zelfstandig naamwoorden.
Eenkelvoud (1)





El niño
La niña

Slide 24 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
In het Spaans zijn er vrouwelijke  en mannelijke zelfstandig naamwoorden.
Meervoud (meer dan 1): Wij toevoegen het letter "S".





Los niños
Las niñas

Slide 25 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
In het Spaans zijn er vrouwelijke  en mannelijke zelfstandig naamwoorden.
Eenkelvoud (1)





Un niño
Una niña

Slide 26 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
In het Spaans zijn er vrouwelijke  en mannelijke zelfstandig naamwoorden.
Meervoud (meer dan 1): Wij toevoegen het letter "S".





Unos niños
Unas niñas

Slide 27 - Slide

Lidwoord
Bepaald (de / het)
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
el 
la
meervoud
los
las
Onbepaald (een)
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
un
una
meervoud
unos
unas

Slide 28 - Slide

Blz 34/35 in je boek

Slide 29 - Slide

Zet het juiste lidwoord in het Spaans
( el, la, los, las) of (un, una, unos, unas)
_______ escuela (de school)
______ libro (het boek)
______ alumno (een leerling)
______ mesa (een tafel)
______ libros (de boeken)
______ amigas (een paar vriendinnen)
timer
3:00

Slide 30 - Slide

¡Escuchar!

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

More lessons like this

La familia

January 2025 - Lesson with 39 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

14 - La familia

October 2024 - Lesson with 26 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Week 18-b

January 2025 - Lesson with 12 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Week 1

October 2022 - Lesson with 13 slides
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Semana 3

January 2023 - Lesson with 40 slides
SpaansWOStudiejaar 2

La familia / Tener / extra lidwoorden

November 2024 - Lesson with 20 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

W3

December 2024 - Lesson with 28 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Week 3 na de kerst

February 2025 - Lesson with 44 slides
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings