H1 §4 Druk V3C

Participatie cijfer  ??!!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Participatie cijfer  ??!!

Slide 1 - Slide

participatie cijfer 
  • telt als een so cijfer 
  • ieder heeft een 10 aan het begin van de periode ( tot een week na de kerst)
  • een periode van ongeveer 12 weken 
  • spullen: huiswerk, boek, schrift, geodriehoek, rekenmachine, potlood en pen,....
  • je gedrag
  • je werkhouding 
  • mobiel gebruik, niks doen, praten
  • een keer waarschuwen per individu telt ook voor allen
  •  nog andere regels??!

Slide 2 - Slide

Tandwielen die even groot zijn, draaien even snel.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Een kleiner tandwiel draait langzamer rond dan een groter tandwiel.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Welke pijl hoort bij je volgwiel?
Volgwiel
1
2
A
1
B
2

Slide 5 - Quiz

Als het kleine wiel X rechtsom draait, draait het grote wiel Y
X
Y
Z
A
linksom
B
rechtsom

Slide 6 - Quiz

Het gewicht hiernaast weegt 1100 N .
Leg uit met een eenvoudige berekening hoe groot de
spankracht in het touw is.
A
1100N
B
550N
C
275N
D
225N

Slide 7 - Quiz

een tandwiel T1 met 60 tanden drijft via een ketting een tandwiel T2 van 20 tanden aan.
Hoeveel ronden draait T2 als T1 3 ronden draait
A
3
B
6
C
9
D
12

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het verzet bij fietsen?

Slide 9 - Open question

Maak nu opgave 30 en 31 (10min)

bij opgave 30: verhouding tussen de kracht op de trapper en spankracht van de ketting en de kracht op de weg. 
F x r (ketting)= F x r (weg) (zie blz. 20)

Als je klaar bent, verder met 33 t/m 37
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Programma en doelen 
  • Druk in relatie tot oppervlakte.
  • Huiswerk controle en nakijken 
  • Afronden dia's
  • Verder met 33 t/m 46

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte

Slide 19 - Quiz

welke formule is niet correct?
A
F = p x A
B
A=F/p
C
p = F/A
D
F=p/A

Slide 20 - Quiz

De druk bereken je door kracht te delen door oppervlakte. De SI eenheid van druk is dus
A
Nm2
B
Nm1
C
Nm2
D
Ncm2

Slide 21 - Quiz

Een druk van 230 N / m2 is even veel als een druk van ..
A
2,30 N / cm2
B
0,0230 N / cm2
C
23000 N / cm2
D
2300.000 N / cm2

Slide 22 - Quiz

Een druk van 10 Pa is even veel als een druk van ..
A
100 N/m2
B
10 N / m2
C
10000 N / m2
D
0,01 N/m2

Slide 23 - Quiz

Een druk van 10 N/cm2 is even veel als een druk van ..
A
0,1 N/m2
B
1000 N/m2
C
100.000 N /m2
D
0,0001 N/m2

Slide 24 - Quiz

Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 25 - Quiz

Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 26 - Quiz

Wat heeft de grootste druk?
A
100 kg rustend op 0,03 m2
B
500 kg rustend op 0,14 m2
C
100 N rustend op 0,03 m2
D
500 N rustend op 0,14 m2

Slide 27 - Quiz

Wat is de afkorting voor druk?
A
P (hoofdletter)
B
p (kleine letter)
C
F (hoofdletter)
D
f (kleine letter)

Slide 28 - Quiz

Zelf doen
huiswerk nakijken 
§3: 33 t/m 37
§4: 38 t/m 46

Slide 29 - Slide

Huiswerk nakijken

Slide 30 - Slide