This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vandaag: Oefenen voor Schoolexamen
Slide 1 - Slide
Proefvraagjes
Schriftelijke vraag
Maak de vragen.
Vraag om antwoorden als je klaar bent
Klaar? Pak een laptop en ga naar Socrative.com
Roomname Ecoputs
eigen naam gebruiken!
Slide 2 - Slide
Socrative toetsje Hoofdstuk 5
Ga naar Socrative.com
Log in als Student
Gebruik je eigen naam!
Roomname is ECOPUTS
Klaar? Ga via Magister naar leermiddlene: Kijk bij planning en ga verder met vraag 1 van Hoofdstuk 5
Slide 3 - Slide
Socrative toetsje Hoofdstuk 4
Ga naar Socrative.com
Log in als Student
Gebruik je eigen naam!
Roomname is ECOPUTS
Slide 4 - Slide
Welke begrippen van hoofdstuk 4 ken je nog?
Slide 5 - Mind map
Wie zijn de eigenaren van een BV en NV?
A
Eigenaren
B
Oprichters
C
Aandeelhouders
D
De baas
Slide 6 - Quiz
Wat is een VOF?
A
meerdere ondernemers samen 1 bedrijf
B
veel aandelen
C
1 bedrijf met 1 eigenaar
D
niet hoofdelijk aansprakelijk
Slide 7 - Quiz
Een voordeel van een Vof is...
A
... dat je niet verantwoordelijk bent met je privévermogen
B
... dat het bedrijf doorgaat als één van de eigenaren ziek is
C
... dat je meestal minder vermogen kunt inbrengen dan bij een eenmanszaak
D
... dat je als enige de leiding hebt over het bedrijf
Slide 8 - Quiz
Talens is docent economie. Hij laat zijn leerlingen elk lesuur 9minuten eerder weggaan. Talens geeft 20 lesuren in de week, en werkt 40 weken per jaar. Hij verdient 2500,- bruto per maand. Hij krijgt 8% vakantietoeslag over zijn jaarinkomen. De werkgeverslasten zijn 28,5% Wat kost dat zijn werkgever eigenlijk dat hij zijn leerlingen elke keer eerder laat gaan?
Slide 9 - Open question
Een werkgever kan bij een sollicitatie verschillende redenen hebben om iemand niet aan te nemen.
Welke van de volgende redenen is in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling?
A
De sollicitant vraagt een te hoog salaris.
B
De sollicitant is te oud.
C
De sollicitant heeft de verkeerde opleiding.
D
De sollicitant heeft te weinig ervaring.
Slide 10 - Quiz
Wat is een arbeidsmarkt?
A
Dat zijn alle mensen die werk zoeken.
B
Dat zijn alle mensen die werken of werk zoeken en alle banen en vacatures bij bedrijven.
C
Dat zijn alle mensen die werken.
D
Dat zijn alle mensen die werken of werk zoeken
Slide 11 - Quiz
bij krappe arbeidsmarkt:
A
zijn er veel werklozen
B
zijn er weinig werklozen
C
zijn er veel en weinig werklozen
D
alleen bij corona crisis
Slide 12 - Quiz
Een krappe arbeidsmarkt betekent dat er...
A
meer banen zijn dan werknemers
B
geen ruimte is bij de markt voor werk
C
meer werknemers zijn dan banen
D
geen werknemers voor banen
Slide 13 - Quiz
Het begrip arbeidsparticipatie betekent:
A
Welk deel van de bevolking werkloos is
B
Welk deel van de bevolking bij de werkgelegenheid hoort
C
Welk deel van de bevolking bij de werkende beroepsbevolking hoort
D
Welk deel van de bevolking een parttime baan heeft
Slide 14 - Quiz
Welke soorten werkeloosheid ken je?
Slide 15 - Mind map
Wanneer is er sprake van een krappe arbeidsmarkt?
A
Veel vacatures, veel werknemers
B
Veel vacatures, weinig werknemers
C
Weinig vacatures, veel werknemers
D
Weinig vacatures, weinig werknemers
Slide 16 - Quiz
concurrentiepositie wordt NIET bepaald door...
A
loonkosten
B
kwaliteit van productie
C
scholing van werknemers
D
Hoeveelheid van productie
Slide 17 - Quiz
In 2019 gingen 2.450.000 mensen met de fiets naar hun werk. In 2020 gaan 2.700.000 mensen met de fiets. Wat is de procentuele stijging?
Slide 18 - Open question
Export zorgt voor werkgelegenheid.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Collectieve goederen zijn:
A
Voorzieningen de iedereen kan kopen in de winkel
B
Voorzieningen die de overheid geheel of gedeeltelijk heeft betaalt.
C
Voorzieningen die mensen maken voor elkaar
D
Voorzieningen waar iedereen voor een klein eigenaar van is
Slide 20 - Quiz
In de afbeelding wordt de gemiddelde prijsopbouw van een glas bier weergegeven.
Bereken hoeveel procent van de consumentenprijs van een glas bier naar de overheid gaat. Schrijf je berekening op.
Slide 21 - Open question
De uitkering aan 67-plussers valt onder de ...(1). De uitkering aan arbeidsongeschikten valt onder de ...(2)
A
1 volksverzekeringen
2 volksverzekeringen
B
1 volksverzekeringen
2 werknemersverz.
C
1 werknemersverz
2 volksverzekeringen
D
1 werknemersverz
2 werknemersverz
Slide 22 - Quiz
Wat is het sociaal minimum
A
Hoeveel mensen er leven van een bijstandsuitkering
B
Een minimumbedrag wat je nodig hebt om van te kunnen leven
C
De minimale leeftijd om een uitkering te kunnen ontvangen
D
Een toeslag die je van de overheid krijgt als je een laag inkomen hebt
Slide 23 - Quiz
Wat zijn inactieven
A
Mensen tegen BTW verhoging
B
Mensen die niet actief naar werk zoeken
C
Mensen zonder betaald werk
D
Mensen die zwart geld krijgen
Slide 24 - Quiz
Leidt vergrijzing tot een daling of een stijging van het aantal inactieven?