RekenScore Verzameling 1F - deel 1

Breuken bestaan uit...
A
Boven en onder
B
Teller en noemer
C
Naam en achternaam
D
Vier cijfers
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
RekenenVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Breuken bestaan uit...
A
Boven en onder
B
Teller en noemer
C
Naam en achternaam
D
Vier cijfers

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet je als eerste doen als je twee niet gelijknamige breuken op moet tellen?
A
Gelijknamig maken ( de ondersten gelijk)
B
Bovenste x bovenste Onderste x onderste
C
Bovenste + bovenste Onderste + onderste
D
Ik heb geen idee

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

3/5 =
A
3,5
B
0,2
C
0,3
D
0,6

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

1/4 =
A
0,4
B
0,04
C
0,25
D
1,4

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

1/8 kan je ook schrijven als:
A
0,8
B
0,125
C
0,2
D
0,3

Slide 5 - Quiz

Deel de teller door de noemer.
De breuk 1/5 hoort bij het kommagetal...
A
0,2
B
0,20
C
0,200
D
0,125

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke breuk hoort bij het decimale getal:

0,75
A
7510
B
43

Slide 7 - Quiz

Als je het getal uitspreekt hoor je de breuk. Deze kan je dan nog vereenvoudigen.
40% van alle kinderen uit de klas neemt
een appel mee als tussendoortje.
Welke breuk hoort daarbij?
A
41
B
52

Slide 8 - Quiz

30% is hetzelfde als 30 honderdsten. Deze breuk kan je vereenvoudigen naar tienden.
Afronden op een tiental
783 ≈
A
700
B
780
C
790
D
800

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Afronden op een miljoental
4.045.723 ≈
A
4.045.000
B
5.000.000
C
4.000.000
D
4.050.000

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions


Wat is de oppervlakte van deze rechthoek?
A
12 dm²
B
32 cm²
C
2,7 dm²
D
16 cm

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Het volkstuintje van familie Timmer is 18 meter lang en
12 meter breed.

Welk volkstuintje is dat?
A
volkstuintje A
B
volkstuintje B
C
volkstuintje C
D
volkstuintje D

Slide 12 - Quiz

2014 - 23
(klik op de afbeelding)

Welke dag heeft het grootste verschil tussen de minimum en maximum temperatuur?
A
zaterdag
B
zondag
C
maandag
D
dinsdag

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


Welke zin is waar?
A
Deze tabel heeft 4 kolommen en 3 rijen.
B
Deze tabel heeft 3 kolommen en 4 rijen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

< Wat betekent dit teken?
A
is gelijk aan
B
is kleiner dan
C
is groter dan
D
is ongeveer gelijk aan

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welk getal hoort op de getallenlijn?

A
A = 33 B = 162
B
A = 27 B = 162
C
A = 27 B = 158
D
A = 33 B = 158

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke waarde heeft het getal 7 in 73.205?
A
eenheid
B
tiental
C
duizendtal
D
tienduizendtal

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions



Hoeveel vacatures zijn er in het 2e kwartaal van 2010 in totaal?
A
45.000
B
116.000
C
125.000
D
170.000

Slide 18 - Quiz

2014 - 49
In Artis is Thong Tai (4 ton) bevallen van een gezond olifantje. Het is een vrouwtje en heet Mumba (159 kg).

Ongeveer hoeveel keer zo zwaar is moeder Thong Tai als haar dochter Mumba?
A
25 keer zo zwaar
B
40 keer zo zwaar
C
250 keer zo zwaar
D
400 keer zo zwaar

Slide 19 - Quiz

2012 - 58
Een kamerverhuurbedrijf in Amsterdam berekent een huurprijs van € 19,84 per vierkante meter.
Petra vindt hier een kamer van 34,8 vierkante meter. Zij wil schatten hoeveel huur ze moet betalen.

Met welke berekening kan ze het beste de huurprijs schatten?
A
35 x 10
B
30 x 20
C
35 x 20
D
40 x 20

Slide 20 - Quiz

2012 - 40

Rogier gaat 60 broodjes met hotdog-worstjes maken.

Wat is het goedkoopst?
A
De worstjes en broodjes in winkel A kopen.
B
De worstjes en broodjes in winkel B kopen.
C
De worstjes in winkel A en de broodjes in winkel B kopen.
D
De worstjes in winkel B en de broodjes in winkel A kopen.

Slide 21 - Quiz

2015 - 37
Bij een volkstelling in 2011 zijn in China 1 338 612 968
inwoners geteld.

Welke notatie is juist?
A
13,4 miljoen inwoners
B
134 miljoen inwoners
C
1,34 miljard inwoners
D
13,4 miljard inwoners

Slide 22 - Quiz

2014 - 26
Welk getal is het grootst?
A
1,09
B
0,89
C
1,1
D
0,9

Slide 23 - Quiz

2015 - 5
Wat zijn de ontbrekende antwoorden?
A
55,2 - 50% - 25%
B
44,8 - 50% - 20%
C
44,8 - 50% - 5%

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions


A
A = 10 km, B = 20 km, C = 40 km
B
A = 20 km, B = 40 km, C = 60 km
C
A = 10 km, B = 20 km, C = 30 km
D
A = 20 km, B = 35 km, C = 50 km.

Slide 25 - Quiz

Dit is een verhouding tussen tijd en afstand.
Alles wat je met de bovenste rij doet, doe je ook met de onderste rij. Een half uur is 2 keer zo lang als een kwartier. Een uur is 2 keer zo lang als een half uur. En anderhalf uur is 3 keer zo lang als een half uur.
Reken uit met een verhoudingstabel:

1 kilo appels kost € 1,70. Hoeveel kost 2,5 kilo?
A
€ 4,10
B
€ 4,15
C
€ 4,20
D
€ 4,25

Slide 26 - Quiz

Je kan het getal direct vermenigvuldigen met 2,5. Je kan het ook eerst vermenigvuldigen met 2, dan apart vermenigvuldigen met 0,5 (delen door 2), en deze antwoorden bij elkaar optellen.