Formuleren

timer
10:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Formuleren 
herhaling paragraaf t/m 6

Slide 2 - Slide

Wat zijn verwijswoorden?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Clubs, landen en steden zijn altijd mannelijk.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Universiteit is een onzijdig woord.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Je verwijst naar 'het meisje' met de volgende woorden
A
deze/dit
B
dit/dat
C
die/dat
D
deze/die

Slide 9 - Quiz

 Lastige verwijswoorden
Dat / Wat
Wat: wijzen naar dat, alles, iets, overtreffende trap, hele zin
Dat wat je nu eet, alles wat je hem voorzet, het gezondste wat er is
Jari sport vrijwel nooit, wat slecht is voor zijn gezondheid

Wijzen naar dieren/dingen --> Waar/daar + voorzetsel
Het boek waarover je vertelde
Wijzen naar mensen --> Voorzetsel + wie
De klasgenoot met wie ik het liefst samenwerk

Slide 10 - Slide

hen of hun?
Je gebruikt het verwijswoord hen als lijdend voorwerp of na een voorzetsel
Je gebruikt het verwijswoord hun als meewerkend voorwerp

Slide 11 - Slide

Kies het juiste verwijswoord:
Bungeejumpen is het spectaculairste ..... ik ooit gedaan heb.
A
wat
B
dat

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
Toen mijn buren pech hadden, kwam de wegenwacht .... helpen
A
hen
B
hun

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
De brugklassers .... de school een excursie georganiseerd hadden, maakten ijverig aantekeningen.
A
waarmee
B
waarover
C
voor wie
D
over wie

Slide 14 - Quiz

beroemd, beroemder, ...............

Slide 15 - Open question

gewiekst, gewiekster,

Slide 16 - Open question

graag,......... , ...............

Slide 17 - Open question

goed,........, ...........

Slide 18 - Open question

Wanneer gebruik je dan en wanneer als?

Slide 19 - Mind map

Slide 20 - Slide

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quiz

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 22 - Quiz

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 23 - Quiz

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 24 - Quiz

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.
A
als
B
dan

Slide 25 - Quiz

Wendy is minstens even druk .... haar broertje.
A
als
B
dan

Slide 26 - Quiz