Woordjes 2M1
das Zimmer
A
timmeren
B
de kamer
C
het bos
D
het hotel
1 / 14
Items in this lesson
das Zimmer
A
timmeren
B
de kamer
C
het bos
D
het hotel
Slide 1 - Quiz
verrückt
Slide 2 - Open question
der Leuchtturm
A
de zee
B
de toren
C
de vuurtoren
Slide 3 - Quiz
Vertaal:
Ik woon in een dorp.
Ik woon in een dorp.
Slide 4 - Open question
Ik woon in een huis
A
Ich Wohne in einer wohnung
B
Ich Wohne in einem hochhaus.
C
Ich wohne in einem Hochhaus
D
Ich wohne in einer Wohnung
Slide 5 - Quiz
breit
Slide 6 - Open question
der Urlaub
A
oorloven
B
die Ferien
C
de vakantie
D
de oren
Slide 7 - Quiz
vertaal:
Nein, sie haben es gemietet.
Nein, sie haben es gemietet.
A
Nee, ze hebben het gehuurd
B
Nee, ze hebben het gekocht.
C
Ja, ze hebben het gekocht.
D
Ja, ze hebben het gehuurd.
Slide 8 - Quiz
langweilig
Slide 9 - Open question
das Meer
A
het meer
B
de zee
Slide 10 - Quiz
Der Bauernhof
A
de boederij
B
het dorp
Slide 11 - Quiz
das Reihenhaus
A
het huis
B
het rijtjeshuis
C
het flatgebouw
Slide 12 - Quiz
reiten
A
rijden
B
paardrijden
Slide 13 - Quiz
ordentlich
A
netjes
B
rommelig
