G2 SP HS 10 FUTURO INMEDIATO + vocabulario

Programa
  1. Uitleg futuro inmediato/proximo
  2. practicar
  3. Deberes 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Programa
  1. Uitleg futuro inmediato/proximo
  2. practicar
  3. Deberes 

Slide 1 - Slide

Paso adelante HS 5 boek 2 
Het liedje dat je gaat luisteren heet ‘Vivir mi vida’. Wat betekent deze titel? En waar denk je dat het liedje over gaat?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

"Vivir mi vida"
Wanneer gebruik je ir+a+infinitivo en wat is de regel?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

huilen
luisteren
lachen 
lijden
leven
dansen
genieten
llorar
sufrir
vivir
reír
escuchar
bailar
gozar

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

¿Qué significa: voy a bailar?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

¿Qué significa: voy a reír?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

¿Qué significa: voy a vivir?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

¿Qué significa: voy a gozar?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Nabije toekomende tijd
 (el futuro inmediato)
Hoe zeg je iets over wat je binnenkort gaat doen?
Om in het Spaans iets te zeggen over iets wat je binnenkort gaat doen, heb je 3 dingen nodig:
  1. Het werkwoord IR >>> vervoegd als: voy, vas , va, vamos, vais , van
  2.  het voorzetsel A 
  3. een heel werkwoord ( dus niet vervoegd!): ser, hablar , escribir, comer etc.

Voorbeelden:
Este fin de semana voy a comer en un restaurante
Esta noche va a hablar con su novia.
El domingo vamos a jugar al fútbol


 = 
Vervoeging van IR 
+ A
+ heel werkwoord

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

DORMIR (futuro inmediato, vosotros)

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

COMER (ellos, futuro inmediato)

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

DORMIR (futuro inmediato, vosotros)

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

+ a + 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

¿Qué vas a hacer este fin de semana?

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

Vocabulario:
Wat is de juiste vertaling van: 'het huisdier'?
A
el mascot
B
la mascota
C
el casa animal
D
el plan

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Vocabulario:
Wat is de juiste vertaling van: 'motor rijden'
A
conducir una moto
B
cuidar una moto
C
salir una moto
D
esquiar una moto

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Vocabulario:
Wat is de juiste vertaling van: 'zorgen'
A
poder
B
saber
C
elija
D
cuidar

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf de juiste vertaling van 'gaan hardlopen'

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Schrijf de juiste vertaling van het woord: 'oke, afgesproken'

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Hasta mañana
Aprender esta semana: 
vocabulario 10.5 t/m 10.8 sp-nl – nl-sp
Herhaal thuis vervoegingen + gebruik El futuro próximo

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

  • Inicio periódo 1
  • Repasar materia 2VWO
Clase 1
Metas
  • Doordat je alle stof uit 2VWO behandeld, maak je een goede start in 3VWO.
  • Je begint gelijk goed met het leren van de voca.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions