2.3 Vrouwelijke voortplantingsorganen + 2.4 Geslachtscellen

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
2.3 Vrouwelijke voortplantingsorganen + 2.4 Geslachtscellen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
2.3 Vrouwelijke voortplantingsorganen + 2.4 Geslachtscellen

Slide 1 - Slide

Wat is de naam van
onderdeel 3 en 12 ?
A
3 = zaadblaasje 12 = testis
B
3 = prostaat 12 = testis
C
3 = zaadblaasje 12 = scrotum
D
3 = prostaat 12 = scrotum

Slide 2 - Quiz

Welke kenmerken zijn primaire geslachtskenmerken bij de man?
A
Penis
B
Borsthaar
C
Schaamhaar
D
Baard in de keel

Slide 3 - Quiz

Leerdoelen
Aan het einde van deze lessen kun je:
  • Je kunt de delen van het vrouwelijke voortplantingsstelsel benoemen en de functie van die delen beschrijven.
  • Je kunt uitleggen welke speciale kenmerken geslachtscellen hebben en hoe deze passen bij de functie ervan.

Slide 4 - Slide

Vrouwelijke geslachtsorganen

Slide 5 - Slide






Urinebuis korter bij vrouwen-> grotere kans op blaasontsteking.
Vagina: lage pH door melkzuurbacteriën voorkomt ontwikkeling ongewenste schimmels en bacteriën.
Maagdenvlies - misleidende naam.
BINAS 86B1

Slide 6 - Slide

De clitoris is vele malen groter dan dat knopje wat je ziet

Slide 7 - Slide

Baarmoeder
  • formaat peer
  • gespierde wand
  • binnenkant slijmvlies
  • iedere maand wordt het slijmvlies dikker voor eventueel embryo
  • geen embyro? slijmvlies laat los = menstruatie

Slide 8 - Slide





In de eierstokken (ovaria) worden de eicellen geproduceerd.
Menstruatie - spieren van baarmoeder trekken samen en stoten baarmoeder slijmvlies af.
BINAS 86B1

Slide 9 - Slide





In de eierstok rijpen elke maand meerdere eicellen. Eentje wordt maar helemaal rijp. Een eicel wordt omgeven door follikelcellen (voedende cellen).
BINAS 86B1

Slide 10 - Slide

Eierstokken
  • formaat pruim
  • rijping eicellen
  • eicel in follikel 
  • eisprong (ovulatie) = rijpe eicel barst uit follikel
  • eileider ligt er als trechter overheen (eileider buisje van 15 cm lang)
  • peristaltische beweging en trilharen vervoeren eicel
  • eicel sterft na 24 uur
  • bevruchte eicel doet er een paar dagen over om de baarmoeder te bereiken

Slide 11 - Slide

Tijdens de sex
  • Vagina kan oprekken (15 cm doorsnede, er moet immers een baby doorheen passen). In rust 7 - 10 cm diep, bij seksuele opwinding iets dieper.
  • Begin (1/3) vagina is nauwer, de bekkenbodemspieren liggen hier omheen.
  • In rust liggen wanden vagina tegen elkaar.
  • Binnenkant geribbeld, eerste ribbel kan hoger zijn = maagdenvlies.

Slide 12 - Slide

Maagdenvlies
Die ribbel noem je het hymen. 

Dat er een 'vlies' doorgeprikt moet worden is totale onzin.

Tijdens de sex kan (in gespannen toestand) dit vlies iets beschadigen, daardoor gaan bloeden, maar is TOTAAL ONNODIG, als je voorzichtig bent, de tijd neemt en allebei ontspannen bent.

Slide 13 - Slide

Naam
Functie
kleine schaamlip (binnenste schaamlip)
bevat klieren die slijm produceren om de ingang glad te maken
clitoris
vangt seksuele prikkels op
vagina
afvoeren menstruatie en hierlangs wordt kind geboren
baarmoeder
hierin komt sperma terecht en ontwikkeling embryo
eierstok
produceert eicellen
eileider
vervoert eicellen
urinebuis
vervoert urine (kortere buis dan bij mannen)

Slide 14 - Slide

Vorming geslachtscellen
Chromosomen in een gewone
lichaamscel van een man:


Van een vrouw zou er hetzelfde
uit kunnen zien maar dan met 
2 keer een X chromosoom

Slide 15 - Slide

Vorming geslachtscellen
Deze cellen noem je diploïd (2n).
Van elk type chromosoom is een 
paar aanwezig.
Beide chromosomen van een
paar noem je homoloog.
Bij de mens 23 paar 
= 46 chromosomen

Slide 16 - Slide

Vorming geslachtscellen
Geslachtscellen zijn dus
haploïd (n).

Bij de mens bevatten ze 
23 chromosomen.

Slide 17 - Slide

Vorming geslachtscellen
Geslachtscellen ontstaan uit stamcellen.
Ze onstaan uit een deling die anders gaat
dan de gewone celdeling (mitose).
Deze deling heet reductiedeling/ meïose.
Deze deling start óók na de G2 fase. 
Het DNA (de chromosomen) is dus al
verdubbeld.

Slide 18 - Slide

Vóór de meiöse (S fase)

Slide 19 - Slide

Doel van de meïose
BINAS 76B2

Slide 20 - Slide

Meïose I

Slide 21 - Slide

Profase I:
Kernmembraan ver-
dwijnt. Chromosomen
spiraliseren. Spoelfiguur vormt.
Chromosomen liggen als paren bij elkaar.
Crossing-over kan optreden.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Metafase I:
Chromosomen liggen
twee aan twee in het
equatoriale vlak.
Spoelfiguren hebben trekdraden gevormd naar de centromeren, elk naar één chromosoom van een chromosomenpaar.

Slide 24 - Slide

Anafase I:
Spoelfiguren trekken
chromosomen naar de
polen.

Slide 25 - Slide

Telofase I:
Door insnoering 
ontstaan twee haploïde
cellen.



Slide 26 - Slide

Meïose II

Slide 27 - Slide

Meïose II (~mitose)

Slide 28 - Slide

Wat maakt ieder mens uniek?
Tijdens de meïose kunnen 223 verschillende combinaties van chromosomen worden gemaakt.
Ook nog crossing-over.

Slide 29 - Slide

Verschil vrouw/ man

Slide 30 - Slide

BINAS 86D

Slide 31 - Slide

Oögenese
Eicellen zijn omgeven door follikelcellen uit het ovarium (de eierstok), het geheel heet een follikel.
Meerdere rijpingen, één (heel soms twee) eisprongen.

Slide 32 - Slide

Oögenese
Uit 1 voorlopercel ontstaan 1 eicel en 3 pollichaampjes.
Poollichaampjes hebben alleen chromosomen en sterven.

Slide 33 - Slide

Handige Binastabellen
BINAS 70B Karyogram
BINAS 76A Celcyclus
BINAS 76B2 Meiose
BINAS 86A Geslachtsorganen man
BINAS 86B Geslachtsorganen vrouw
BINAS 86D Oögenese en spermatogenese

Slide 34 - Slide

Belangrijke begrippen
homologe chromosomen, reductiedeling, meiose I, meiose II, recombinatie, haploïde, diploïde, gameten, öogonia, primaire en secundaire oöcyt, follikel, poollichaampje, spermatogonia, primaire en secundaire spermatocyt, spermatiden, trilharen, zaadblaasjes, prostaatvocht, interstitiële cellen, cellen van Leydig, testosteron

Slide 35 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze lessen kun je:
  • Je kunt de delen van het vrouwelijke voortplantingsstelsel benoemen en de functie van die delen beschrijven.
  • Je kunt uitleggen welke speciale kenmerken geslachtscellen hebben en hoe deze passen bij de functie ervan.

Slide 36 - Slide