havo 2 afsluiting

havo 2 afsluiting
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

havo 2 afsluiting

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen een hoofdgedachte en een onderwerp?

Slide 2 - Open question

Welk onderwerp hoort er bij een tekst met de hoofdgedachte: 'Nederlandse scholen zouden meer aandacht moeten besteden aan burgerschap.'?

Slide 3 - Open question

Op welke vraag geef je antwoord als je zelf de hoofdgedachte van een tekst moet formuleren?

Slide 4 - Open question

Welke leesstrategie gebruik je als je de hoofgedachte van een tekst moet formuleren?

Slide 5 - Open question

Welke stap voer je niet uit als je een tekst wilt samenvatten?
A
Tekst globaal lezen
B
Hoofdzaken noteren
C
De titel van de tekst lezen.
D
Hoofdzaken op een andere volgorde zetten.

Slide 6 - Quiz

Bijzaak

Hoofdzaak
Ik heb echt een hekel aan Wiskunde.
Cijfers, formules, berekeningen, ik vind het allemaal maar stom.
De nieuwe atleet rende een wereldrecord.
Ze moest daar erg hard voor trainen. 

Slide 7 - Drag question

Welk begrip hoort er bij deze omschrijving?: Het is een woord die ervoor zorgt dat een tekst samenhang krijgt.
A
samenhangwoorden
B
Functiewoorden
C
Verbindingswoorden
D
Verwijswoorden

Slide 8 - Quiz

Welk begrip hoort er bij deze voorbeelden?: aanleiding, oplossing, argument, definitie, nuancering, verklaring
A
Functiewoorden
B
Samenhangwoorden
C
Verwijswoorden
D
Verbindingswoorden

Slide 9 - Quiz

Welk soort verbinding hoort er bij het verbindingswoord 'oftewel'?
A
inperking
B
omschrijving
C
samenvatting
D
verduidelijking

Slide 10 - Quiz

Wat voor soort verwijswoord staat er in de volgende zin?: De leerling is bang dat ze zakt voor het examen.
A
Voornaamwoord als verwijswoord
B
bijwoord als verwijswoord
C
Er is geen verwijswoord.
D
verwijzing met znw

Slide 11 - Quiz

De leerling is bang dat ze zakt voor het examen. 

Slide 12 - Slide

Wat voor soort verwijswoord is 'daar' in de zin: 'De toets wordt in een warm lokaal afgenomen, daar baal ik van.'?
A
Voornaamwoord als verwijswoord
B
Dat is geen verwijswoord.
C
Bijwoord als verwijswoord
D
verwijzing met znw

Slide 13 - Quiz

Wat voor soort verwijswoord staat er in de volgende zin: 'Het ijsje is gisteren gesmolten.'?
A
Voornaamwoord als verwijswoord
B
Er is geen verwijswoord
C
Verwijzing met znw
D
Bijwoord als verwijswoord

Slide 14 - Quiz

Hoe je een tekst leest, hangt af van je...........

Slide 15 - Open question

Hoe goed ben je voorbereid op de toets?
Ik moet echt nog keihard leren.
Ik ben er helemaal klaar voor.
Ik moet nog keihard leren, maar dan komt het ook echt wel goed.
Ik heb het helemaal opgegeven.

Slide 16 - Poll