What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3HV Chapitre 3 grammaire C, G, I
Bron C Le futur simple
De futur simple is een toekomende tijd.
In het Nederlands vertaal je deze tijd met behulp van het werkwoord "zullen".
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Bron C Le futur simple
De futur simple is een toekomende tijd.
In het Nederlands vertaal je deze tijd met behulp van het werkwoord "zullen".
Slide 1 - Slide
Hoe maak je de vormen van de futur simple?
A
hele werkwoord + ai, as, a, ons, ez, ont
B
hele werkwoord + ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
hele werkwoord - er + e, es, e, ons, ez, ent
D
een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord
Slide 2 - Quiz
Zet in de goede vorm
il (chercher)
Slide 3 - Open question
Zet in de goede vorm
nous (travailler)
Slide 4 - Open question
Vul de goede vorm in
je (trouver)
Slide 5 - Open question
Vul de goede vorm in
ils (attendre)
Slide 6 - Open question
Onregelmatige werkwoorden
Bij onregelmatige werkwoorden kun je niet het hele werkwoord gebruiken, maar moet je de stam uit je hoofd leren.
De uitgangen blijven hetzelfde.
Slide 7 - Slide
Vul de goede vorm in
tu (être)
Slide 8 - Open question
Vul de goede vorm in
vous (faire)
Slide 9 - Open question
Bron G connaître - kennen
Slide 10 - Slide
Vertaal
jullie kennen
Slide 11 - Open question
Vertaal
ik kende
Slide 12 - Open question
Vertaal
wij zullen kennen
Slide 13 - Open question
Vertaal
hij heeft gekend
Slide 14 - Open question
Bron I voorzetsel in/naar voor steden en landen
à
voor steden
en
voor vrouwelijke landen (eindigt op -e)
aux
voor landen in meervoud (eindigt op -s)
au
voor alle andere landen
Slide 15 - Slide
J'habite ..... Belgique.
Nous allons ..... Maroc.
Il travaille ..... Bruxelles.
Ils vont ..... États-Unis.
à
aux
en
au
Slide 16 - Drag question
Bron I vraagzinnen
Op de volgende manieren kun je altijd een vraagzin maken:
Vous allez faire du foot?
Est-ce que vous allez faire du foot?
Slide 17 - Slide
Wanneer mag je de inversie (omkering onderwerp - persoonsvorm) gebruiken?
A
altijd
B
alleen als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is
C
als het onderwerp een naam is
D
nooit
Slide 18 - Quiz
Vrai ou faux?
Est-ce qu'Emma aime danser?
A
vrai
B
faux
Slide 19 - Quiz
Vrai ou faux?
Aime-t-Emma danser?
A
vrai
B
faux
Slide 20 - Quiz
Vrai ou faux?
Aime-t-elle danser?
A
vrai
B
faux
Slide 21 - Quiz
Vraagwoorden
Ken je ze nog?
Slide 22 - Slide
pourquoi?
comment?
qui?
qu'est-ce que?
où?
wie?
wat?
waarom?
hoe?
waar?
Slide 23 - Drag question
More lessons like this
3HV Chapitre 3 grammaire C, G, I
February 2023
- Lesson with
30 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
W22 GPL klas 1
May 2021
- Lesson with
36 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Veux - tu danser klas 2 ( 2023)
November 2023
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
herh uni 1
November 2021
- Lesson with
11 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
h2a 24 januari
January 2022
- Lesson with
23 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Week 23 - Les 1 (08/02)
February 2021
- Lesson with
10 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Week 20 - Les 1 (18 januari)
January 2021
- Lesson with
12 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Week 20 - Les 1 (18 januari)
March 2024
- Lesson with
12 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2