18.1 Je kunt cashflow omschrijven
Een fabriek schaft voor € 500.000 een nieuwe machine aan. De onderneming verwacht de machine 3 jaar te gebruiken. Per jaar schrijft zij € 100.000 af op de machine. De extra omzet bedraagt € 700.000 in jaar 1, € 750.000 in jaar 2 en € 800.000 in jaar 3.
De kosten (exclusief afschrijvingen) bedragen € 500.000 in jaar 1 en nemen de jaren daarna met € 25.000 per jaar toe.
Na 3 jaar verkoopt de onderneming de machine voor de boekwaarde
Vraag: Bereken de cashflows van de 3 ‘momenten’
1) aanschaf: negatief 500.000;
2) extra winst jaar 1: 700 - (500 + 100) = 100K, jaar 2: 750 - (525 + 100) = 125K. jaar 3: 800 - (550 + 100) = 150K. totaal extra winst: 375K. totaal cashflow: 375K + 3 x 100K = 675K positief 3) boekwaarde: 500 - 3 x 100 = 200K positieve cash flow bij verkoop