This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 2 Stoffen
Par. 2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Slide 1 - Slide
Zuivere stoffen en mengsels
N&T Leerjaar 1
Slide 2 - Slide
Even herhalen
Stoffen
Stofeigenschappen
Gevarensymbolen
Slide 3 - Slide
Wat is geen stofeigenschap
A
Geur
B
Kleur
C
Smaak
D
Cola
Slide 4 - Quiz
De limonade is roze. Wat is de stofeigenschap?
Slide 5 - Open question
Wat bedoelen we met stofeigenschappen
A
Dat vertelt waar een stof van gemaakt is.
B
Eigenschap waar we een stof aan kunnen herkennen.
Slide 6 - Quiz
Wat betekent dit symbool
A
Bijtend
B
Mileu gevaarlijk
C
Giftig
D
Ontvlambaar
Slide 7 - Quiz
Wat betekent dit symbool
A
Ontvlambaar
B
Giftig
C
Bijtend
D
Mileu gevaarlijk
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Leerdoelen
Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels
Je kent het verschil tussen oplossingen en suspensies
Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door filteren
Slide 10 - Slide
Veiligheid
Beschermende kleding
- Labjas
- Veiligheidsbril
- Handschoenen
Slide 11 - Slide
Zuivere stoffen en mengsels
Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen.
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
Slide 12 - Slide
mengsel:
meerdere soorten moleculen
zuivere stof:
één soort moleculen
Slide 13 - Slide
Zuivere stof
Soms is een stof in huis een zuivere stof.
Voorbeelden: suiker en zout
Slide 14 - Slide
Mengsel
De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels.
Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen.
Slide 15 - Slide
Oplossing
Als een stof goed oplost in een vloeistof
De oplossing is helder
Slide 16 - Slide
We kennen drie soorten mengsels:
Oplossing
is helder
kan een kleur hebben
bestaat uit oplosmiddel
en opgeloste stof
Suspensie
is troebel
is wit of gekleurd
bestaat uit vloeistof
en vaste stof
Emulsie
is troebel
is kleurloos, wit of gekleurd
bestaat uit vloeistof
en andere vloeistof
Slide 17 - Slide
Sleep de juiste naam van het mengsel bij de goede letter.
A
B
C
OPLOSSING
SUSPENSIE
EMULSIE
Slide 18 - Drag question
Schematisch
Je kunt een mengsel scheiden.
Je krijgt dan twee of meer zuivere stoffen.
Slide 19 - Slide
Suspensie
Een vaste stof die niet oplost in vloeistof
Is troebel, je kunt er niet doorheen kijken
Slide 20 - Slide
Een suspensie is
A
Helder
B
Troebel
Slide 21 - Quiz
Emulsie
Wanneer je een vloeistof niet kunt oplossen in een andere vloeistof
Is troebel je kunt er niet doorheen kijken
Slide 22 - Slide
Emulgator
Om een emulsie goed te laten mengen kun je een emulgator gebruiken
Slide 23 - Slide
Filtreren:
Op basis van deeltjes grootte.
Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier, kleine deeltjes wel.
Het RESidu is de RESt.
De vaste stof die in het filter achterblijft.
Het filtrAAT is wat door het filter gAAT.
De vloeistof die niet door het filter wordt tegengehouden.
Slide 24 - Slide
Extraheren:
Betekent "eruit halen".
Je hebt een geschikt oplosmiddel nodig.
Het oplosmiddel is hier water.
Het water "trekt" de smaak uit de droge theeblaadjes.
Slide 25 - Slide
Extraheren schematisch
Slide 26 - Slide
Alcohol als oplosmiddel
Sommige stoffen lossen niet op in water. Welke?
Voor deze stoffen heb je een ander oplosmiddel nodig. Bijvoorbeeld alcohol.
Slide 27 - Slide
Alcohol als oplosmiddel
Alcohol wordt in allerlei producten als oplosmiddel gebruikt . Voorbeelden zijn parfum, deodorant en bepaalde soorten inkt en lak. Sommige stiften hebben inkt ‘op alcoholbasis’. Als je met zo’n stift schrijft of tekent, verdampt de alcohol en blijven de kleurstoffen achter. Je kunt de alcohol dan goed ruiken.
Slide 28 - Slide
Cola is een
A
oplosmiddel
B
mengsel
C
zuivere stof
D
residu
Slide 29 - Quiz
Keukenzout zonder jodium is een voorbeeld van een ......
A
mengsel
B
zuivere stof
C
suspensie
D
filtraat
Slide 30 - Quiz
Thee is een mengsel. Thee bestaat dus uit..........
A
meerdere soorten moleculen
B
1 soort moleculen
C
1 molecuul
D
een suspensie
Slide 31 - Quiz
Als je zand met water mengt krijg je een ........
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat
Slide 32 - Quiz
Sprite is een heldere kleurloze frisdrank. Dit is een voorbeeld van een........
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat
Slide 33 - Quiz
Verf is troebel en kan wit of gekleurd zijn. Verf is een voorbeeld van een.......
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat
Slide 34 - Quiz
Een emulsie is een mengsel van ........
A
een vaste stof en een vloeistof
B
twee vaste stoffen
C
twee of meer vloeistoffen
D
een gas en een vloeistof
Slide 35 - Quiz
Als je een suspensie filtreert.........
A
dan houd je altijd een zuivere stof over
B
zijn de niet-opgeloste deeltjes het residu
C
dan is het filtraat altijd kleurloos
D
dan houd je meestal een emulsie over
Slide 36 - Quiz
Gemalen koffie wordt gemaakt door bonen te malen. Hierdoor:
A
worden de moleculen kleiner gemaakt
B
worden de moleculen veranderd
C
blijven de moleculen hetzelfde
D
komen er nieuwe moleculen bij
Slide 37 - Quiz
Thee zetten is een voorbeeld van extraheren. Hierbij is water .........
A
de smaakstof
B
het filtraat
C
het oplosmiddel
D
de opgeloste stof
Slide 38 - Quiz
Wat is een zuivere stof
A
Water
B
Limonade
Slide 39 - Quiz
Hoe kun je soms meer stof oplossen?
A
Temperatuur verhogen
B
Temperatuur verlagen
C
Hard roeren
D
Schudden
Slide 40 - Quiz
Wanneer je een vloeistof niet goed in een andere vloeistof kan oplossen noem je dit een:
A
Oplossing
B
Suspensie
C
Emulsie
Slide 41 - Quiz
Als een vloeistof helder is dan noem je dit een:
A
Oplossing
B
Suspensie
C
Emulsie
Slide 42 - Quiz
Een vaste stof die niet is oplost in een vloeistof
A
Oplossing
B
Suspensie
C
Emulsie
Slide 43 - Quiz
Volgende week
Verder met stoffen
Slide 44 - Slide
Huiswerk
NOVA Stoffen 2.2 - Les 2 zuivere stoffen en mengsels