Lees mee les 4

• Alfabetisering NT2
• ISK

Lees mee les 4

Oost, west, thuis best

Huiswerk:

Opdracht 1, 2 en 3

Klaar? Lessonup klassikaal

Opdracht 1

Verschillende soorten huizen

Opdracht 1A

Huiswerk:

Opdracht 1, 2 en 3

Klaar? Lessonup klassikaal

De boerderij

De boomhut

De caravan

De flat

Een huisje op wielen

Een huis bij een agrarisch bedrijf

Een huis in een boom

Een woning in een gebouw met veel verdiepingen

Het grachtenpand

Het huurhuis

Het landhuis

Het paleis

Een huis waar je per maand voor betaalt

Een groot en mooi huis buiten de stad voor rijke mensen

Een huis waar een koning of staatshoofd woont

Een duur huis aan de gracht in een stad

De recreatiewoning

Het rijtjeshuis

De tent

De woonboot

Een huis in een rij van dezelfde woningen

Een huis op een vakantiepark

Een licht en verplaatsbaar huisje van stof

Een schip met een vaste ligplaats waarop mensen wonen

Opdracht 1B

Schrijf een korte tekst over jouw huis.

Opdracht 1B

Op een post-it? Hang het aan de muur!

Opdracht 2

De structuur van de tekst

Bekijk tekst 4A: 'Een huis vol met plastic flessen'. Lees de tekst nog niet.

1. Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?

1. 2 alinea's
2. 3 alinea's
3. 4 alinea's
4. 5 alinea's

2. Op welke regels staat de inleiding?

1. regel 1 t/m 3
2. regel 5 t/m 8
3. regel 10 t/m 14
4. regel 15 t/m 19

3. Hoeveel kopjes heeft de tekst?

1. een
2. twee
3. drie
4. vier

4. Op welke regel staat het kopje van de laatste alinea?

1. regel 5
2. regel 10
3. regel 15
4. regel 21

5. Wat is de bron van de tekst?

1. www.rcn.nu
2. een boek
3. een krant

Opdracht 3

Nadenken over het onderwerp van de tekst

Bekijk de tekst nog eens

1. Lees de titel van les 4 bovenaan de pagina en de titels van tekst 4A. Wat is het onderwerp van deze les, denk je?

1. afval
2. huizen
3. plastic flessen

2. Lees ook de kopjes van 4A. Over welke bouwmaterialen lees je, denk je?

1. beton
2. hout
3. zand
4. plastic

Opdracht 4

De tekst lezen zonder woordenboek.

Lees tekst 4A. Je hoeft niet elk woord te begrijpen.

Huiswerk:

opdracht 4 en 5

1. Lees de inleiding. Wat doen we in Europa met plastic flessen zonder statiegeld?

1. huizen bouwen
2. weggooien

2. Lees de tweede alinea. Waar bouwen ze een huis van plastic flessen?

1. Afrika
2. Amerika
3. Europa

3. Lees de derde alinea. Waarom doen de bouwers zand in de flessen, denk je?

1. om de flessen aan elkaar vast te maken
2. om de flessen zwaar te maken

4. Lees de vierde alinea. Wat maak het huis veilig?

1. Het is goedkoop.
2. Het is lekker koel.
3. Het is stevig, maar ook flexibel.

Opdracht 5

Oefenen met woorden

A Synoniemen en omschrijvingen

Zinnen maken met wordwall

https://wordwall.net/resource/83249434/lees-mee-les-4

Quizlet

https://quizlet.com/nl/850379896/lees-mee-les-4-oost-west-thuis-best-flash-cards/

https://quizlet.com/nl/979751404/lees-mee-les-4-oost-west-thuis-best-flash-cards/?new

B Tegenstellingen

Met

Gewoon

Iets ouds

Hetzelfde

Overvloed

Zonder

Speciaal

Iets nieuws

Anders

Gebrek

Vol

Genoeg

Leegmaken

Los

Zwak

Sterk

Vullen

Vast

Leeg

Te weinig of te veel

Nadeel

Duur

Slap

Star. onbuigzaam

Dun

Dik

Stevig

Flexibel

Voordeel

Goedkoop

Langzaam

Het verleden

Minder

Groter

Overvloed

Gebrek

Meer

Kleiner

Snel

Toekomst

Tegenstellingen wordwall

https://wordwall.net/resource/83270296/lees-mee-les-3-tegenstellingen

C Uitdrukking, gezegde of spreekwoord

= een vaste groep woorden met een figuurlijke betekenis.

Twee vliegen in één klap
letterlijk = in één keer twee vliegen dood maken

figuurlijk = in één keer twee problemen oplossen

1. Welke twee problemen lossen huizen van plastic flessen in één keer op in Afrika?

1. de afvalberg wordt kleiner
2. de afvalberg wordt groter
3. Meer Europeanen krijgen op deze manier een huis
4. Meer Afrikanen krijgen op deze manier een huis

2. Wat betekent de titel van deze les: Oost, west, thuis best?

3. Ken je nog andere Nederlandse uitdrukkingen?

D Verwijswoorden

verwijswoorden = een woord dat naar een ander woord wijst

Verwijswoorden

In teksten zijn veel verwijswoorden: hij, zij, dit, dat, erover enz.

Let altijd goed op verwijswoorden als je leest!

Verander elk verwijswoord in een vraagwoord en controleer naar welk woord het verwijst. 

Voorbeeld verwijswoorden

Dit afval (regel 3)

Vraagwoord: Welk afval?

Antwoord: Plastic flessen zonder statiegeld (regel 1)

Naar welk woord of welke woorden verwijzen de verwijswoorden?

1. Welk vraagwoord gebruik je?

1. Wie?
2. Waarvan?
3. Waar?

1. daar (regel 7)

1. in Afrika (r.6)
2. de bouwers (r.12)
3. het bouwmateriaal (r.16)

2. Welk vraagwoord gebruik je?

1. Wie?
2. Waarvan?
3. Waar?

2. ze (regel 12)

1. In Afrika (r.6)
2. de bouwers (r.12)
3. het bouwmateriaal (r.16)

3. Welk vraagwoord gebruik je?

1. Wie?
2. Wat?
3. Waarvan?

3. er...van (regel 17)

1. In Afrika (r.6)
2. de bouwers (r.12)
3. het bouwmateriaal (r.16)

E Schrijf 3 moeilijke woorden uit de tekst

Opdracht 6

De tekst beter begrijpen

Lees tekst 4A nog eens, nu heel precies

Huiswerk:
Opdracht 6,7,8,9

1. Lees de inleiding. Wat doe je met plastic flessen met statiegeld?

1. Die gooi je in een speciale afvalbak
2. Die lever je in bij de supermarkt

2. Lees de tweede alinea. Over welk probleem gaat het?

1. In Afrika hebben ze niet voldoende bouwmaterialen
2. In Afrika hebben ze te weinig plastic flessen

3. Welke oplossing voor dit probleem is er in Nigeria?

1. Bouwers maken huizen met 2 kamers
2. Bouwers gebruiken plastic flessen als bouwmateriaal

4. In de 3de alinea staan 2 signaalwoorden. Wat is de 2de?

1. Daarna
2. Als
3. er
4. Zo

5. In de vierde alinea staan 4 signaalwoorden. 'Om te beginnen'. Wat zijn de andere signaalwoorden ?

1. Ook
2. ander huizen
3. Daarnaast
4. En verder

6. Welk woord in de vierde alinea kan je vervangen door 'ten eerste'?

1. daarnaast
2. om te beginnen
3. verder

7. Waarom 'vliegt het flessenhuis niet zo snel in brand als andere huizen (r. 19-20), denk je?

Opdracht 7

Adreswijziging 

=

Een adreswijziging stuur je als je verhuist.

Tekst 4B is een adreswijziging.

Het woord 'wijzigen' betekent 'veranderen'.

1. Wat vul je in op de eerste regel?

1. de dag waarop je verhuist
2. de datum waarop je verhuist
3. je nieuwe adres

2. Waar schrijf je waar je nu woont?

1. Op de eerste 2 schrijfregels
2. Op de tweede 2 schrijfregels

3. Waar schrijf je de naam en het adres van de persoon aan wie je deze kaart stuurt?

1. Aan de ommezijde (andere kant) van de kaart
2. Aan deze kant van de kaart

4. Waar schrijf je jouw eigen naam?

1. bovenaan de kaart
2. onderaan de kaart

Opdracht 8

Brief

=

Een tekst die je schrijft voor iemand en per post opstuurt

Tekst 4C is een brief van een meisje dat is verhuisd.

Ze schrijft aan haar vriendin in haar oude woonplaats.

1. Waar woont Emma?

1. In Amsterdam
2. In Maastricht
3. In Rotterdam

2. Is Emma enig kind?

1. Ja
2. Nee (een zus die Soraya heet)
3. Nee (Ik weet niet hoe de zus heet)

3. Hoe heet de vriendin van Emma in Rotterdam?

1. Katja
2. Kiki
3. Milana
4. Soraya

4. Wie is/zijn naar een tentoonstelling in Amsterdam gegaan?

1. Emma
2. Milana en Kiki
3. Soraya

5. Waar woont Soraya?

1. In Amsterdam
2. In Maastricht
3. In Rotterdam

Opdracht 9

Figuurlijke taal over huizen

Zoek de betekenis bij uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegden

Je handen thuishouden

Ergens kind aan huis zijn

Elk huisje heeft zijn kruisje

Niet aanraken

Iedereen heeft zijn eigen problemen

Ergens vaak komen

Grote stappen, gauw thuis

Met de deur in huis vallen

huisje, boompje, beestje

Iets te snel doen

Een gewoon leven

direct zeggen wat je wilt zeggen

Eigen haard is goud waard

Zo vast als een huis

Een echte huismus

Veel in huis hebben

Veel kunnen

Zeker

iemand die graag thuis is

Het is fijn om een eigen huis te hebben

husselwoorden

1. craavan​
2. bijroeder​
3. pndagrchatne​
4. nett​
5. pliesa​
6. wnngoistrijje​
7. btwnoooo​
8. tlaf​

Een eigen huis, een plek onder de zon....

Wat vind jij van de les?

😒🙁😐🙂😃

Opdracht 10

Nakijken, leren en de woordenschat maken.

Opdracht 10

Vraag de antwoordbladen bij les 4 aan je docent.

Kijk les 4 na en markeer de foute antwoorden met een markeerstift.

Bekijk de vragen met foute antwoorden nog eens goed. Begrijp je nu de vraag en het antwoord beter? Zo niet, vraag dan je

Extra:

• https://quizlet.com/nl/850379896/lees-mee-les-4-oost-west-thuis-best-flash-cards/
  
• https://quizlet.com/nl/979751404/lees-mee-les-4-oost-west-thuis-best-flash-cards/?new
• https://wordwall.net/resource/83249434/lees-mee-les-4
• https://create.kahoot.it/details/282f10be-0da3-42e9-9260-28d0d7cd3227
• https://create.kahoot.it/details/8fb95baf-8588-4692-8379-af5823771028