Biologie - 3 Ontwikkeling

BVJ
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BVJ

Slide 1 - Slide

Absentie + Huiswerk bespreken
Planning:

Slide 2 - Slide

Planning 
Absentie
Huiswerk bs. 6 vragen
 Uitleg bs. 7 Allemaal anders
Afsluiting 

Thema 1  
Planten en dieren
Les 3   
Ontwikkeling

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt een loep gebruiken. 
  • Je kunt de ontwikkeling van een zaadplant beschrijven.
  • Je kunt omschrijven wat ontwikkeling is

Slide 4 - Slide

Uit een zaad groeit een klein plantje. Het plantje wordt groter. Ook de vorm van de plant verandert.

Slide 5 - Slide

Een zaad
In de lente groeien op veel plaatsen nieuwe plantjes. De meeste planten groeien uit een zaad. Een bruine boon is een zaad. Uit een bruine boon groeit een nieuwe bonenplant.
In afbeelding 1 zie je een bruine boon. Bij vier onderdelen van het zaad staat uitleg.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Kijk naar afbeelding 1.
Kies uit: de navel - de zaadhuid - het poortje.
1 Een zaad heeft in de vrucht vastgezeten met............................
2 Een zaad kan wateropnemen door...................................................
3 Een zaad wordt beschermd door.......................................................

Schrijf de antwoorden in 
je boek.
Oplossing volgende sheet

Slide 8 - Slide

Oplossing
de navel - de zaadhuid - het poortje.
1 Een zaad heeft in de vrucht vastgezeten met de navel
2 Een zaad kan water opnemen door het poortje
3 Een zaad wordt beschermd door zaadhuis

Slide 9 - Slide

Bij biologie bekijk je veel organismen. Soms zijn organismen zo klein dat je ze niet goed kunt zien. Om kleine organismen wel goed te zien, kun je ze vergroten.
Daarvoor gebruik je een loep. Een loep is een vergrootglas. In afbeelding 2 zie je verschillende loepen.

Vergroten

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is een loep?

Slide 12 - Open question

Wanneer gebruik je een loep?

Slide 13 - Open question

Practicum blz.27 van je boek
20 minuten
WAT GA JE DOEN?
In dit practicum ga je een bruine boon bekijken en tekenen.
WAT HEB JE NODIG?
  • een loep 
  • een bruine boon
  • tekenmateriaal

Slide 14 - Slide

WAT MOET JE DOEN?
  • Lees de tekst ‘Zo werkje met een loep’ in afbeelding 3.
  • Pakje bruine boon zo vast dat je het witte plekje goed kunt zien.
  • Bekijk de bruine boon door de loep.
  • Maak in het vak een tekening van het buitenaanzicht van de bruine boon.
  • Kijk naar afbeelding. Vergelijk jouw boon met de boon uit de afbeelding. Zoek de juiste naam bij de onderdelen.
  • Geef in jouw tekening de volgende delen aan: hartvormig bultje - navel - poortje - zaadhuid.
  • Schrijf onder je tekening wat je hebt getekend.

Slide 15 - Slide

In een zaad zit een kiem. De kiem van de bruine boon zie je in afbeelding 4.1. De kiem is het begin van een nieuwe plant. De kiem bestaat uit een klein worteltje en blaadjes.
De kiem is heel klein. Om te groeien 
heeft de kiem water en voedsel nodig:
• Water haalt de kiem uit de grond.
• Voedsel haalt de kiem uit de 
zaadlobben. 

De kiem

Slide 16 - Slide

Een bruine boon heeft twee zaadlobben (zie afbeelding 4.2). Hierin is voedsel opgeslagen. De kiem gebruikt dit voedsel om te groeien. Uit de kiem groeit een kiemplantje. De zaadlobben komen als eerste boven de grond. Dit zie je in afbeelding 5.

De kiem

Slide 17 - Slide

Practicum blz.29 van je boek
30 minuten
WAT GA JE DOEN?
In dit practicum ga je de binnenkant van een
bruine boon bekijken en tekenen.
WAT HEB JE NODIG?
  • een loep
  • een bruine boon die een dag in het water heeft gelegen
  • tekenmateriaal

Slide 18 - Slide

WAT MOET JE DOEN?
  • Haal voorzichtig de zaadhuid van de bruine boon af. Begin niet aan de kant waarde navel zit, maar aan de andere kant.
  • Je ziet dat de bruine boon uit twee helften bestaat. Dat zijn de zaadlobben. Je ziet ook een stukje van het worteltje van de kiem (zie afbeelding 6).
  • Haal de zaadlobben voorzichtig van elkaar af. Bij één zaadlob zie je de kiem zitten.
  • Bekijk de kiem met de loep. Je ziet de blaadjes, het worteltje en misschien een klein stengeltje.
  • Maak in het vak een tekening van de zaadlob met de kiem.
  • Geef de volgende delen aan: blaadje - worteltje - stengeltje.
  • Schrijf onder je tekening wat je hebt getekend.

Slide 19 - Slide

Kies het juiste woord.
Het deel dat uitgroeit tot een nieuwe plant heet.......................
A
de kiem
B
zaadhuid
C
zaadlob

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste woord.
Het voedsel zit in.................
A
de kiem
B
zaadhuid
C
zaadlob

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste woord.
Het voedsel wordt door .................. gebruikt om te groeien.
A
de kiem
B
zaadhuid
C
zaadlob

Slide 22 - Quiz

In afbeelding 7 zie je een klein plantje. Dit plantje is
uit een zaad gegroeid. De onderste twee blaadjes zijn
verschrompelde zaadlobben.
De zaadlobben zijn verschrompeld doordat
het voedsel is verdwenen.

Slide 23 - Slide

Ontwikkeling bij planten
Een bruine boon is een zaad. In tomaten zitten ookzaden. Dit zijn de pitjes. Uit een tomatenzaadje kan een nieuwe tomatenplant groeien. Hoe dat gaat, zie je in afbeelding 8.
Tijdens de groei verandert de plant. Aan het worteltje komen zijwortels. De plant krijgt bladeren en bloemen. Deze veranderingen noem je ontwikkeling. Bij
ontwikkeling verandert de bouw van een organisme.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Ontwikkeling bij dieren
Ook bij dieren vindt groei en ontwikkeling plaats. In afbeelding 9 zie je dat bij een pinguïn. Een jonge pinguïn komt uit een ei. Het jong wordt groter en zwaarder. Dat is groei. Tijdens de groei veranderen zijn veren. Dat is ontwikkeling.

Slide 26 - Slide

Wat is ontwikkeling?


A
Groter en zwaarder worden van een organisme.
B
Verandering in de bouw van een organisme.

Slide 27 - Quiz

Gaat de zin over groei of over ontwikkeling?
Je koopt een nieuwe broek, omdat je oude te kort is.


A
groei
B
ontwikkeling

Slide 28 - Quiz

Gaat de zin over groei of over ontwikkeling?
Een tomatenplant krijgt bloemen.


A
groei
B
ontwikkeling

Slide 29 - Quiz

Gaat de zin over groei of over ontwikkeling?
Een jongen krijgt baardgroei in de puberteit.



A
groei
B
ontwikkeling

Slide 30 - Quiz

Gaat de zin over groei of over ontwikkeling?
Je gaat naar de kapper, omdat je haar te lang is.




A
groei
B
ontwikkeling

Slide 31 - Quiz

Gaat de zin over groei of over ontwikkeling?
Een pinguïn legt voor het eerst een ei.





A
groei
B
ontwikkeling

Slide 32 - Quiz

Einde les

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide