les 46- 01/02/2022

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Let op! 

volgende les :  

huiswerk:

Mardi 23 août

Mardi 1er février

      

 - vérifier le verbe AVOIR

- Tester le verbe AVOIR 

            

- Faire un exercice de vocabulaire

- Apprendre "apprendre 3" UNITÉ 2

- Faire les exercices "menus aux choix" 2.3, 8E*, 8F**, 8G***

AVOIR

Welke vorm van "avoir" past bij "tu ..."

1. ai
2. as
3. a
4. ont

Welke vorm van "avoir" past bij "il"

1. ai
2. a
3. as
4. ont

Vertaal: Zij hebben (mannelijk)

Wat is de juiste vervoeging van "avoir" bij : Ils ... (alleen de persoonsvorm invullen)

Wat is de juiste vervoeging van "avoir" bij : nous ... (alleen de persoonsvorm invullen)

Kies de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)

1. ai
2. ont
3. avez
4. avons

Wat is de vertaling van "zij hebben" (vrouwelijk)

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. ont
4. avons

Wat is de juiste vervoeging van "avoir" bij : vous ... (alleen de persoonsvorm invullen)

Kies de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Wat is de juiste vervoeging van "avoir" bij : elle ... (alleen de persoonsvorm invullen)

Kies de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)

Vertaal "jij hebt"

Kies de juiste vorm van "avoir" bij: il

1. avons
2. a
3. ont
4. as

Welke persoonsvorm hoort NIET bij het werkwoord "avoir"?

1. ai
2. avez
3. êtes
4. avons

Na unité 2 kun je.....

1. De vlog van  David begrijpen waarin hij vertelt over zijn vrienden en zijn familie.
2. Een klein bericht begrijpen waarin iemand zich voorstelt en een uitnodiging voor een voortselling begrijpen.
3. Korte gesprekken begrijpen over familie en vrienden.
4. Zelf in het Frans vertellen over jouw familie en vrienden.
5. Iemand uit jouw familie beschrijven

Les devoirs

(het huiswerk)

Pour le 31 janvier: Apprendre "apprendre 3"