11.4 God straft zijn vijanden!

• Latijn
• Secundair onderwijs

11.4 God straft zijn vijanden!

Wat klopt i.v.m. de inhoud van het eerste deel van de tekst?

1. God wilde met de straf van Valerianus mensen na hem waarschuwen.
2. Valerianus behandelde zijn slaven slecht.
3. Valerianus overwon de Perzen.
4. De vijanden van God hadden een straf ondergaan.

r. 8 Wanneer behandelde koning Sapor Valerianus als een onbenullige slaaf?

1. telkens als Sapor een reis gemaakt had
2. telkens als Valerianus voor S. een reis moest maken.
3. telkens als Sapor een reis moest maken
4. telkens als Valerianus naar S. toe moest komen.

r. 9 Wie is sibi?

Wie is Romanum?

Hoeveel bevelen geeft Sapor

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

r. 10 Wat denk je dat de bedoeling is van Sapor?

Welke woorden worden door et (r. 10) verbonden?

inclinare

iubebat

praebere

imposito

utebatur

Welke wijs en tijd is imposito

1. part. praes.
2. ind. praes.
3. part. perf.
4. gerundium

Hoe is imposito gebruikt?

1. verbonden part.
2. gezegde van een losse ablatief
3. deel van een passieve voltooide tijd
4. zelfstandig

Vul de vertaling van de losse ablatief aan: nadat hij ...

r. 10 wie is hoste

Valerianus

dienaar

Sapor

r. 10-11: ad adscendendum vehiculum aut equum: waarvoor gebruikte hij hem?

r. 12 Wat is het antecedent van quod?

r. 12 Welke naamval is Romanis?

1. genitief
2. ablatief
3. datief

quod Romanis in monumentis pingendum esset

1. wat op Romeinse monumenten geschilderd is
2. wat Romeinen op monumenten moesten schilderen
3. wat op Romeinse monumenten geschilderd was
4. wat door Romeinen op monumenten geschilderd moet worden.

bwb hp

bwb tijd

mv

lv

onderwerp

nwg

talis

vita

per

aliquod

tempus

illi

victo

imperatori

agenda

erat.

Vertaal r. 13.

Zeg in je eigen woorden wat er met r. 14 bedoeld wordt.

r. 15-16: waarvoor deed de zoon van Valerianus niets?

Waarom staat tamen er terecht?

r. 17 Welke vertaling van repetere past hier?

r. 18 postquam ... finivit: wat gebeurde er dus met Valerianus?

Is dit wat er gebeurde?

1. ja
2. eerder ja
3. eerder nee
4. nee

r. 19 Geef naamval, genus en getal van tincta (afkortingen maar geen punten)

r. 20 Wie of wat is eam?

1. Sapor
2. de kleur
3. Valerianus
4. de huid

r. 20 Was het een Perzische of een Romeinse tempel?

1. Perzisch
2. Romeins

r. 20-21 Wat besliste Sapor?

r. 21 Hoe weet je dat ostendendam geen gerundium is?

Waarom moest die huid volgens jou getoond worden?