Thema 7 Herhalingsles theorie

Vorige les
Opdracht: vliegtuigjes vouwen 
Van wat voor soort bloem komen deze 'vliegtuigjes'?
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with text slides.

Items in this lesson

Vorige les
Opdracht: vliegtuigjes vouwen 
Van wat voor soort bloem komen deze 'vliegtuigjes'?

Slide 1 - Slide

Vandaag
Herhaling van Thema 7 basisstof 1 t/m 4 
Opdracht kruiswoordpuzzel of woordzoeker maken
Vragen maken

Slide 2 - Slide

Thema 7 Herhalingsles theorie
Basisstof 1 t/m 4 

Slide 3 - Slide

1. Bloemen

Slide 4 - Slide

De functie 

Bloemen zijn: organen van zaadplanten 

Functie van de bloem: voortplanten 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Witte dovenetel

Slide 7 - Slide

Delen van de bloem
Bloemkelk met kelkbladeren
Bloemkroon met kroonbladeren 
Meeldraden (mannelijk) 
Stamper (vrouwelijk)

Slide 8 - Slide

Kelkbladeren 
Vaak groen 
Functie: beschermen de bloem in de knop tegen uitdroging 

Slide 9 - Slide

Kroonbladeren
De bloemkroon bestaat uit kroonbladeren 

De kroonbladeren kunnen allerlei kleuren hebben, met deze kleuren lokt de bloem insecten

Slide 10 - Slide

Stamper
Stempel, Stijl en Vruchtbeginsel 

Stempel vangt stuifmeelkorrel op

In het vruchtbeginsel zitten de zaadbeginsels
 
In elk zaadbeginsel zit één eicel 

Slide 11 - Slide

Bestuiving
Stuifmeel komt op de stempel van de bloem 

Stuifmeel met van een bloem van dezelfde soort komen

Slide 12 - Slide

Nectar
Nectar is een zoet sap dat bloemen maken 

Nectar lokt insecten 

Bijen maken honing van nectar

Slide 13 - Slide

Insectenbloemen
Veel bloemen lokken insecten aan met opvallend gekleurde bloemen en nectar, de insecten zorgen voor bestuiving. 

Slide 14 - Slide

Windbloemen
Hierbij zorgt de wind voor bestuiving

Bloemen hebben geen geur en nectar 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Ontwikkeling 
Kiem: na bevruchting groeit de eicel uit tot kiem

Zaad: na de bevruchting groeit het zaadbeginsel uit tot zaad

Vrucht: na bevruchting groeit het vruchtbeginsel uit tot een vrucht. 
In de vrucht zitten één of meer zaden. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Bevruchting
Na de bevruchting vallen de kroonbladeren en meeldraden af

Het vruchtbeginsel wordt groter  en groeit uit tot vrucht

Van de bloemkelk en stamper blijft nog een rest over

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Bevruchting
Na de bevruchting ontstaan er zaden in de vruchten

Zaden groeien uit tot zaadbeginsels 

In een vrucht kunnen één of meer zaden zitten 

In elk zaad zit een kiem

Slide 23 - Slide

Kiem
De kiem ontstaat uit de bevruchte eicel 

Uit de kiem kan een nieuwe plant groeien

Slide 24 - Slide

Peulen
Peulen zijn vruchten van bonenplanten

De bonen in een peul zijn de zaden van een bonenplant 

Slide 25 - Slide

Voorbeelden voor vruchten en zaden

Vruchten: peulen, appels, kersen en tomaten

Zaden: bonen, erwten en pitten 

Slide 26 - Slide

Voortplanting en bevruchting
De kern van een mannelijke voortplantingscel versmelt met de kern van een vrouwelijke voortplantingscel. 

De twee celkernen vormen samen één celkern in de bevruchte eicel. 

Slide 27 - Slide

Erfelijke eigenschappen
De celkern bevat informatie voor de erfelijke eigenschappen 

Bij bevruchting komen de erfelijke eigenschappen van twee ouders bij elkaar. 

Slide 28 - Slide

Voortplanting
Bij alle dieren vind voortplanting met bevruchting plaats. 
Denk aan zoogdieren, vissen, kikkers, insecten. 

De vrouwelijke voortplantingscel bij dieren heet cel 
De mannelijke voortplantingscel bij dieren heet zaadcel

Slide 29 - Slide

Verspreiding van zaden

Zaadverspreiding zorgt ervoor dat de zaadjes een heel eind van de ouderplant 

Slide 30 - Slide

Aan de slag
Woordzoeker of kruiswoordpuzzel maken 

Slide 31 - Slide

Bedankt! 

Slide 32 - Slide