ch. 1 Un bel éte (révision)

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

ch. 1 Un bel éte (révision)

l'adjectif

Een bijvoeglijk naamwoord zegt wat over een zelfstandig naamwoord.

In het Frans komt het bijvoeglijk naamwoord altijd achter het zelfstandig naamwoord.

Ma voiture est rouge. 

Er zijn een paar uitzonderingen.

 J'ai une belle voiture!

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands: vieux

1. nieuw
2. oud
3. groot
4. lang

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands: rouge

1. rood
2. blauw
3. groen
4. zwart

Vertaal het bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands: jeune

1. jong
2. oud
3. geel
4. wit

Wat is het vrouwelijk meervoud van 'bon'?

1. bons
2. bones
3. bonnes
4. bonne

Welke bijvoeglijk naamwoord komt NIET vóór het zelfstandig naamwoord?

1. bon
2. grand
3. français
4. nouveau

Vul de zin aan:
Demain, j'ai un (contrôle + difficile)

1. contrôle difficile
2. difficile contrôle
3. difficiles contrôle
4. difficult contrôle

Vul de zin aan:
Ce sont de (pays+ grand)

1. pays grand
2. grands pays
3. pays grands
4. grand pays

Het bezittelijk voornaamwoord

mijn= mon/ma/mes

jouw= ton/ta/tes

zijn/haar = son/sa/ses

onze = notre/nos

uw/jullie = votre/vos

hun = leur/leus

Je kijkt naar het bezit (zelfst. nw) dat erachter staat om het juiste bez. vnw te kiezen.

Complète: _______ frère est toujours en retard. (mijn)

1. ma
2. mon
3. mes

Complète: Je trouve_______ amie très gentille. (jouw)

1. ton
2. ta
3. tes

Complète: _______ classe est calme. C'est une classe fantastique! (onze)

1. ta
2. notre
3. nos
4. votre

Complète: Comment est _______ soeur? (zijn)

1. ma
2. son
3. mon
4. sa

Le passé composé (v.t.t.)

Je hebt nodig:

1)een hulpww (vorm van het rijtje van avoir)

• ai
• as
• a
• avons
• avez
• ont

2) een volt.dw

• je maakt het volt dw door  er van het ww af te halen en é erachter te plakken.
• voyager ==> voyagé

Let op de uitzonderingen:

avoir ==> eu

être ==> été

faire ==> fait

Zet in de passé composé:
Nous _________ un film. (regarder)

Zet in de passé composé:
Vous _________ un long voyage. (faire)