Gezegde + Lijdend voorwerp

Gezegde + Lijdend voorwerp
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Gezegde + Lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 2 - Open question

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 3 - Open question

Zinsontleding
1. Persoonsvorm: eerste werkwoord in de zin
2. Onderwerp: Wie of wat + persoonsvorm? 
3. 
4. 

Slide 4 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
wg = alle werkwoorden in de zin 

Dus ook de persoonsvorm!!

Slide 5 - Slide

Wat is het wg?
De pingpongtafel staat in de garage.

Slide 6 - Open question

Wat is het wg?
Morgen wil ik met jou gaan skaten.

Slide 7 - Open question

Zinsontleding
1. Persoonsvorm: eerste werkwoord in de zin
2. Onderwerp: Wie/(wat) + persoonsvorm? 
3. Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin
4. 

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Wat/(wie) + gezegde + onderwerp?

Tom leest een mooi boek in zijn vrije tijd. 
pv = leest
ow = (wie/(wat) leest?) Tom 
gez = leest 
lv = (wat/(wie) leest Tom?) een mooi boek.

Slide 9 - Slide

Wat is het wg?
Klaas heeft zijn tas opgeruimd.

Slide 10 - Open question

Wat is het lv?
Klaas heeft zijn tas opgeruimd.

Slide 11 - Open question

Wat is het ow?
Klaas heeft zijn tas opgeruimd.

Slide 12 - Open question

Wat is het lv?
Wij hebben een groot groentepakket van de buren gekregen.

Slide 13 - Open question

Zinsontleding LEREN!
1. Persoonsvorm: eerste werkwoord in de zin
2. Onderwerp: Wie/(wat) + pv? 
3. Gezegde: alle werkwoorden in de zin
4. Lijdend voorwerp: wat/(wie) + gezegde + onderwerp?

Slide 14 - Slide