Grammatica klas 1 pv tm bwb

pv t/m bwb
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

pv t/m bwb

Slide 1 - Slide

zinsontleding
Welke woorden horen daarbij?

Slide 2 - Mind map

Welke regels ken je nog?

Slide 3 - Open question

De regels
pv --> zin in de andere tijd /  vraagzin maken
wg --> alle werkwoorden uit de zin. 
ow --> Wie (of wat) + wwg? = ................. <-- ow
lv --> Wie/wat + wwg + ond? = .............. <-- lv
mv --> aan wie/ voor wie?
bwb --> alles wat overblijft

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog over
zinsdelen?

Slide 5 - Mind map

Stappenplan zinsdelen
1. Zoek de pv --> zet er een streep voor en achter.
2. Zet een streep vooraan de zin.
3. Zijn er meer ww? Zet ze ' vast' tussen 2 strepen.
4. Hussel de zin: Wat kan vóór de pv staan? Dat is 1 zinsdeel
5. Hussel tot je alle zinsdelen hebt gevonden. 

Slide 6 - Slide

Oefenen met zinsdelen
1. In het water dreef een klompje met een zeiltje.
2. Wil je moeder ook een kopje thee?
3. 's Avonds lees ik graag even voor ik ga slapen.
4. In het zwembad zag ik Maikel met Olga dollen. 
5. Volgens mij wil hij verkering vragen aan haar. 

Slide 7 - Slide

oefenen met de pv
1. Ik ga vanavond met mijn zusje stoepranden.   
2. Wil jij nog even de afwas voor me doen?
3. Wie heeft Karim vanochtend gezien?
4. Voor welke vakken van school sta jij onvoldoende?
5. Een gevangen bal levert je dubbele punten op.


Slide 8 - Slide

oefenen met het wg
1. Morgen zou ik graag met je willen winkelen.
2. Wat ga jij vanavond doen?
3. De gebakken eieren waren eigenlijk een beetje aangebrand.
4. Welk liedje ben je aan het neuriën?
5. Je zit vandaag weer zo te knoeien!
6. Wil jij ook wat van zijn appeltaart proeven?

Slide 9 - Slide

oefenen met pv, wg en ow
1. Marieke heeft de hele avond zitten leren voor Engels.
2. Heb jij al een exemplaar van de nieuwe Donald Duck gekocht?
3. Waarom ben jij vandaag te laat?
4. Meneer en mevrouw De Bruin gaan dit jaar nog verhuizen.
5. Dit geloof je nooit!
6. De hond van onze nieuwe buren heeft de hele nacht geblaft.

Slide 10 - Slide

Ik heb nog nooit van dat woord gehoord!
pv - wg - ow

Slide 11 - Open question

Die gekke vragen van jou begrijp ik echt niet.
pv - wg - ow

Slide 12 - Open question

Waarom zitten jullie zo te giechelen?
pv - wg - ow

Slide 13 - Open question

Ik kan pv, wg en ow vinden in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Oefenen uit het boek
Maak van blz 80 de volgende opdrachten:

1, 2 en 4

Daarna doen we een testje: opdracht 9B van de online methode.

Slide 15 - Slide

Het lijdend voorwerp
De regel is: Wie/wat + wg + ond? = .................. <--- lv

Ik heb gisteren aan haar mijn fiets geleend.
pv = 
wg = 
ow = 
lv = 

Slide 16 - Slide

Niet iedere zin heeft een lv.             wie/wat + wg + ow? = .............. <-lv

Ik loop vandaag naar school.
pv = 
wg = 
ow =
lv =
Deze jongen wordt iedere dag gebracht door zijn broer.
pv =
wg =
ow =
lv =

Slide 17 - Slide

Ik gaf mijn moeder bonbons.
lv =
A
ik
B
mijn moeder
C
bonbons
D
X

Slide 18 - Quiz

Heb jij je schrift vandaag bij je?
lv =
A
jij
B
je schrift
C
vandaag
D
je

Slide 19 - Quiz

Dat had je nou niet moeten doen.
lv =
A
Dat
B
he
C
niet
D
X

Slide 20 - Quiz

Wij hebben veel spinnen in ons schuurtje.
pv, wg, ow, lv

Slide 21 - Open question

In het zevende bed lag Sneeuwwitje heerlijk te slapen.
pv, wg, ow, lv

Slide 22 - Open question

Ze had ook een slokje uit alle bekers genomen.

pv, wg, ow, lv

Slide 23 - Open question

Bovendien had ze van alle bordjes een hapje gesnoept.

Slide 24 - Open question

Oefenen uit het boek
Blz 106 opdracht 1, 2, 3 en 4

Leren = fouten maken, begrijpen waarom het fout was en dan je strategie aanpassen. 

Dus: vraag hulp!!


Slide 25 - Slide

Ik snap het lijdend voorwerp!
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Het meewerkend voorwerp
Regel: aan wie? voor wie?

voorbeelden:
Ik geef aan jou mijn aantekeningen van geschiedenis.

Ik koop voor mijn moeder een nieuw telefoonhoesje. 


Slide 27 - Slide

Maar let op!


- Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp (mv)!
- Soms staat 'aan' niet in de zin:
   * Ik geef aan jou mijn zakdoek.      aan jou  = mv
    * Ik geef jou mijn zakdoek.                        jou = mv
- met ' aan' of 'voor' mag geen plaats of tijd bedoeld worden:
     * Ik zal voor het huis op je wachten.  voor het huis is geen mv
      * Ik hang mijn jas aan de stoel.    aan de stoel is geen mv

Slide 28 - Slide

Ik heb voor jou even de ramen gelapt.
mv =
A
Ik
B
jou
C
voor jou
D
voor de ramen

Slide 29 - Quiz

Wil jij even voor mij die papieren opschuiven?
mv =
A
Jij
B
voor even
C
mij
D
voor mij

Slide 30 - Quiz

Aan jou kan ik dit geheim wel vertellen.
mv =
A
aan jou
B
jou
C
dit geheim
D
vertellen

Slide 31 - Quiz

Heb ik jou al verteld dat ik verliefd ben?
mv =
A
ik
B
jou
C
voor jou
D
aan jou

Slide 32 - Quiz

Ik heb mijn moeder niet verteld dat ik een onvoldoende had.
A
Ik
B
mijn moeder
C
een onvoldoende
D
verteld

Slide 33 - Quiz

Wie heeft er aan de koekjes gezeten?
mv =
A
Wie
B
aan de koekjes
C
de koekjes
D
X

Slide 34 - Quiz

Ik wil aan jou wel mijn fiets uitlenen.
pv, wg, ow, lv, mv

Slide 35 - Open question

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Alles wat overblijft!


Makkelijk he?

Slide 36 - Slide

Oefenen (klassikaal)
1. Heb jij laatst aan hem mijn foto's laten zien?

2. Gisteren zag ik mijn ex aan de overkant van de straat lopen. 

3. Voor de school stond de hele tijd een zwarte Mercedes te wachten. 

Slide 37 - Slide

Snappie ut?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll