Bron D + E

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1,2

El ejercicio 7 y 9

Spaans & het werkwoord 'zijn'

In het Spaans zijn er drie werkwoorden die zijn  betekenen:

1. Het werkwoord ser
2. Het werkwoord estar 
3. Het werkwoord hay

Herhaling & ser (=zijn)

Ik ben? Jij bent? Hij is? Wij zijn? Jullie zijn? Zij zijn (mv)?

Ik ben Nederlander, etc.

Vul de juiste vorm 

van het werkwoord ser in.

1. (wij zijn) __________holandeses.
2. (ik ben) __________ de España.
3. (ben jij) ¿__________ francés?
4. (jullie zijn) __________ amigos.
5. (u bent) __________ un presentador.
6. (zij zijn) __________españolas. 

Verschil tussen ser, estar en hay

SER = beschrijving

ESTAR = plek

HAY = er is, er zijn (aanwezigheid)

Vul de juiste vorm van het werkwoord estar in.

1. (ik ben) __________ en Barcelona.
2. (hij is) __________ en el supermercado.
3. (zij zijn)  __________ en el centro de Madrid.
4. (het is) __________ al lado de la panadería.
5. (wij zijn) __________ en la biblioteca.
6. (jij bent) __________ en Groningen.
7. (jullie zijn) __________ en el centro comercial. 
8. (u bent) __________ en Valencia.

Maak opdracht 12, 13c, 14 en 15b 

op bladzijde 39-41 in je werkboek.

Español & persoonlijk voornaamwoorden

Om welke gaat het? Kies uit: ik, jij, hij, zij, u, het, wij, jullie, zij mv, u mv 

1. Belén
2.  Pablo y yo
3. Mi padre
4. Mario y tú
5. Nicolás y él 
6.  Mariana y Paula

 

WRTS oefenen

https://leren.wrts.nl/lists/169842842/woordjes-voor-so-h2-(boek-1) 

Opdracht 12, 13c, 14 en 15b 

op bladzijde 39-41

Wat is het verschil tussen 

'soy' en 'estoy'?

Herhaling & bron d

Heb je de persoonlijk voornaamwoorden geleerd?

Ja

Een beetje

Nee

Voorkennis?

Quizlet!

https://quizlet.com/_btiig6?x=1qqt&i=4i8w3w

Vertaal eerst de volgende zinnen naar het Spaans

en maak daarna opdracht 17 en 18 op bladzijde 42-43 in je werkboek.

1. Er zijn twee middelbare scholen in dit dorp. 
2. Het winkelcentrum is voor de bushalte.
3. Jij bent in het ziekenhuis.
4. Er is een bioscoop dichtbij het restaurant. 
5. Waar is het station? Het is daar. 
6. De bank is naast de apotheek.
7. Ik zoek het centrum.
8. Zij zijn in de kledingwinkel Desigual.

Vocabulario 'En la ciudad'

Vertaal de volgende woorden:

1. Hay un(a)
2. Está a la derecha
3. Está lejos de(l)
4. Es todo recto 
5. Está al lado de(l)

6. Está a la izquierda

7. Dónde

8. Está enfrente de(l) 

9. Está cerca de(l)

El vocabulario está 

en la página 55 en 

tu libro de trabajo.

* Vocabulaire van

de gebouwen

* Het werkwoord

estar (está)

* Vocabulaire van

de plaatsbepalingen

Hoe kun je de werkwoorden leren?

* Kaartjes maken met vertaling erachter

* Werkwoorden overhoren op WRTS of Quizlet

* Het hele rijtje uit je hoofd leren