MMA3 - 2.5 Dieren bewegen

Paragraaf 2.5 Dieren bewegen
2.5 - Dieren bewegen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paragraaf 2.5 Dieren bewegen
2.5 - Dieren bewegen

Slide 1 - Slide

Herhalen vorige les 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 2.5 
- Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren zich voortbewegen
- Je kunt aangeven op welk deel van hun poten zoogdieren lopen
- Je kunt het verband beschrijven tussen het skelet en de leefwijze van het dier
- Je kunt beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen

Slide 6 - Slide

Bewegen met wervelkolom
Gewervelde dieren bestaan uit 5 groepen:
.......

Slide 7 - Slide

Bewegen met wervelkolom
Gewervelde dieren bestaan uit 5 groepen:
- vogels
- amfibieën
- zoogdieren
- reptielen
- vissen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vissen, Amfibieën, Reptielen

- Bewegen met de wervelkolom van links naar rechts
- Amfibieën en reptielen: poten aan zijkant van het lichaam
Vogels, Zoogdieren

- Bewegen met de wervelkolom op en neer
- Hebben poten aan de onderkant van het lichaam
-Hierdoor kunnen ze zich snel vooruit bewegen

Slide 10 - Slide

0

Slide 11 - Video

Zoogdieren
Topganger  (Hoefganger) - loopt op puntje van de teenkootjes, hier omheen hebben ze hoeven
Teengangers - loopt op de teenkootjes
Zoolgangers - loopt op de gehele voet

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

een voorbeeld van een teenganger is een
A
mens
B
paard
C
beer
D
hond

Slide 17 - Quiz

Sommige gewrichten hebben ___________ voor extra stevigheid.
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsbanden
D
kraakbeenlaagje

Slide 18 - Quiz

Er is een foto van Dominique haar arm gemaakt.

Sleep naar de botten die je ziet op de röntgenfoto:
Extra hulpje, het skelet
Spaakbeen
Opperarmbeen
Ellepijp



middenhands
beentjes



handwortel
beentjes
vingerkootjes

Slide 19 - Drag question

Als je de armbuigspier samentrekt, wordt de onderarm ..1.. getrokken. De arm wordt dan ..2..

Welke woorden passen op de lege plekken?
A
1=omlaag 2=gestrekt
B
1=omlaag 2=gebogen
C
1=omhoog 2=gebogen
D
1=omhoog 2=gestrekt

Slide 20 - Quiz

Een bot zonder lijmstof breekt erg snel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Welke dieren zijn zoolgangers?
A
Mens en kameel
B
Mens en beer
C
Kameel
D
Geen van allen

Slide 22 - Quiz

Welk nadeel heb je als zoolganger?
A
de hele zool wordt gebruikt bij het lopen
B
je zakt makkelijk weg in de bodem
C
je bent niet zo snel
D
je hebt geen knie

Slide 23 - Quiz

Welke functie heeft de wervelkolom voor het ruggenmerg?
De wervelkolom ...
A
beschermt het ruggenmerg
B
geeft stevigheid aan het ruggenmerg
C
geeft vorm aan het ruggenmerg
D
geleidt het ruggenmerg

Slide 24 - Quiz

Aan het werk met
Maak de opdrachten 1 t/m 15 (paragraaf 2.5)
Nakijken
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Hoeveel groepen gewervelden zijn er?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 26 - Quiz

Bij beweging van de vis beweegt de wervelkolom...
A
Van links naar rechts
B
Van boven naar beneden
C
Helemaal niet
D
In alle richtingen

Slide 27 - Quiz

De wervelkolom van amfibieën beweegt anders in het water dan op het land
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Reptielen hebben een erg beweeglijke wervelkolom
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Waar hoort een hert bij?
A
Zoolgangers
B
Teengangers
C
Hoefgangers/Topgangers

Slide 30 - Quiz

Waar hoort een kat bij?
A
Zoolgangers
B
Teengangers
C
Hoefgangers/Topgangers

Slide 31 - Quiz

Leerdoelen 2.5 

- Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren zich voortbewegen
- Je kunt aangeven op welk deel van hun poten zoogdieren lopen
- Je kunt het verband beschrijven tussen het skelet en de leefwijze van het dier
- Je kunt beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen

Slide 32 - Slide

Bouwplan van gewervelden
Het bouwplan van gewervelden lijkt erg op elkaar, hebben allemaal dezelfde botten.
Aanpassing op wat nodig is voor de leefwijze van het dier
- Armen van vleermuizen -> vliezen tussen de lange botten in de 'hand'
- Voorpoten van de mol -> korte, stevige botten in de 'hand'
- Vinnen van de walvis -> brede 'hand', uitgegroeid tot vin

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Hoe bewegen ongewervelde dieren?
weekdieren: slak heeft een uitwendig skelet van kalk. loopt over slijmspoor.

wormen: segmenten van kringsperen en lengtespieren.

geleedpotigen: uitwendig skelet van chitine, dus gewrichten ook uitwen-dig.

Slide 35 - Slide

Alle ongewervelden hebben een gelijke manier van bewegen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Hoeveel soorten spieren gebruiken wormen om vooruit te bewegen?
A
1
B
2
C
4
D
8

Slide 37 - Quiz

Aan het werk met 
Maak opdr 16 t/m 24 (paragraaf 2.5)
Nakijken 
timer
10:00

Slide 38 - Slide