Week 45 Nederlands 3 havo spelling en fictie

Nederlands 3 havo week 45
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 3 havo week 45

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Boekenlijst havo 3
  • Dit schooljaar 4 boeken
  • Niveau => zie lijst. Lijst bespreken.
  • Wil je een ander boek lezen, overleg met je docent Nederlands.








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => bij start van de les in je tas. Een mobiele telefoon is alleen toegestaan als de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

PTD rapportperiode 1

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

PTD rapportperiode 1

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Week 45  8 november t/m
 12 november 2021
Agenda
  • Geen huiswerk voor week 45.
  • Deze week: proeftoets spelling
  • Donderdag 11 november: so spelling
  • Donderdag 26 november: so over twee boeken
  • Code LessonUp: ftozd

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten weektaak 45

Geen

Na het SO gaan we door met theorie fictie en boeken lezen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordspelling
Noteer het werkwoord in de juiste vorm.
1 Vroeger heeft Ferdinand veel … (rugbyen), tegenwoordig … (waterskiën) hij vooral en hij is van plan volgend jaar te gaan … (surfen).
2 … (Vermoeden) je vriendin nog steeds dat je haar … (bedriegen) en heeft ze daarom een privédetective … (inschakelen)?
3 De … (afmatten) rekruten hebben zich na de training snel … (douchen).
4 … (Worden) toch eens verstandig: laat die … (aankopen) artikelen door DPD-pakketpost … (bezorgen).


timer
2:30

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Samenstelling, koppelteken en weglatingsstreepje
Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je weg mag laten en plaats zo nodig een weglatingsstreepje.
1. fitness training en cardio training                  6. singer songwriter
2. hoger onderwijs en lager onderwijs             7. heen en weer gepraat
3. hoofd straten en zij straten                               8. half om half
4. dorps straten en dorpspleinen                        9. blijf van mijn lijf huis
5. haantje de voorste                                                 10. niet leden






timer
4:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Trema, apostrof, koppelteken
Neem de woorden over en plaats zo nodig een trema, een apostrof of een koppelteken.
1. affaire                                   7. babytje
2. beoefenen                         8. hyenas
3. buiig                                     9. ccen
4. cacao                                   10. traytje
5. cafeine                                11. mediaaandacht
6. cooperatie                          12. A4tje






timer
3:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Met of zonder -n?
Kies de vorm met of zonder-n.
1. Van de beren waren er enkele(n) ondervoed en de andere(n) waren lichtgewond.
2. De bezoekers van de tentoonstelling hadden alle(n) een museumjaarkaart.
3. De meeste(n) van jullie combineren een bijbaan en school.
4. Vreemd genoeg mochten degene(n) die als eerste(n) arriveerden, pas als laatste(n) de bioscoop binnengaan.

timer
2:00

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Samenstelling
Maak samenstellingen. Voeg zo nodig -e-, -en- of -s- toe.
1. stoel dans
9. beer sterk
3. zon steek
4. hoog school
5. publiek jury
6. wieg dood
7. beuk nootje
8. gedachte spinsel

timer
2:00

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Quiz
  • Antwoorden

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordspelling
Noteer het werkwoord in de juiste vorm.
1 Vroeger heeft Ferdinand veel gerugbyd, tegenwoordig waterskiet hij vooral en hij is van plan volgend jaar te gaan surfen.
2 Vermoedt je vriendin nog steeds dat je haar bedriegt en heeft ze daarom een privédetective ingeschakeld?
3 De afgematte rekruten hebben zich na de training snel gedoucht.
4 Word toch eens verstandig: laat die aangekochte artikelen door DPD-pakketpost bezorgen.


timer
2:30

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Samenstelling, koppelteken en weglatingsstreepje
Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je weg mag laten en plaats zo nodig een weglatingsstreepje.
1. fitness- en cardiotraining                  6. singer-songwriter
2. hoger en lager onderwijs                  7. heen-en-weergepraat
3. hoofd- en zijstraten                             8. half-om-half
4. dorpsstraten en -pleinen                  9. blijf-van-mijn-lijfhuis
5. haantje-de-voorste                             10. niet-leden






timer
4:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Trema, apostrof, koppelteken
Neem de woorden over en plaats zo nodig een trema, een apostrof of een koppelteken.
1. affaire                                   7. baby'tje
2. beoefenen                         8. hyena's
3. buiig                                     9. cc'en
4. cacao                                   10. traytje
5. cafeïne                                11. media-aandacht
6. coöperatie                          12. A4'tje






timer
3:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Met of zonder -n?
Kies de vorm met of zonder-n.
1. Van de beren waren er enkele ondervoed en de andere waren lichtgewond.
2. De bezoekers van de tentoonstelling hadden allen een museumjaarkaart.
3. De meesten van jullie combineren een bijbaan en school.
4. Vreemd genoeg mochten degene) die als eersten arriveerden, pas als laatsten de bioscoop binnengaan.

timer
2:00

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Samenstelling
Maak samenstellingen. Voeg zo nodig -e-, -en- of -s- toe.
1. stoelendans
9. beresterk
3. zonnesteek
4. hogeschool
5. publieksjury
6. wiegendood
7. beukennootje
8. gedachtespinsel

timer
2:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions




Spelling: 11 november


Zie magister!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wat moet ik leren voor het so over spelling?








Hoofdstuk 1: paragraaf 1.1. t/m 1.11 (behalve 1.8). 
Bladzijde 9 t/m 22
Hoofdstuk 2: paragraaf 2.1 t/m 2.28
Bladzijde 53 t/m 71 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Herhaling vorige week
Kernwoorden:

Proefwerk lezen
Humor
Spelling

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Deze week:

  • leer je om de juiste regels voor spelling toe te passen.
  • je leert een schrijfstijl te omschrijven.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Theorie stijl H.23 Fictie
Als je de stijl van een literair werk wilt analyseren, dan vraag je je af:
- gebruikt de schrijver korte of lange zinnen?
- gebruikt de schrijver veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden?
- gebruikt de schrijver moeilijke of juist makkelijke woorden?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Theorie stijl H.23 Fictie
- gebruikt de schrijver ouderwetse woorden (archaïsmen) of juist nieuwe woorden (neologismen)
- gebruikt de schrijver veel (levendige) dialogen of juist niet?
- geeft de schrijver veel beeldende ruimtebeschrijvingen of juist weinig?
- gebruikt de schrijver beeldspraak

Slide 29 - Slide

Leerlingen stukken laten voorlezen uit hun boek en de schrijfstijl hieraan koppelen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Lezen/maken
  • Lees de tekst op bladzijde 94
  • Maak opdracht 6 t/m 11 bladzijde 97


Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • leer je om de juiste regels voor spelling toe te passen.
  • je leert een schrijfstijl te omschrijven.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten weektaak 44

Fictie
Gastles van aanstaande donderdag
  • Lees de tekst/theorie op bladzijde 94
  • Maak opdracht 6-11 op bladzijde 97

Spelling

Lees de uitleg op bladzijde 67 (vanaf 2.21) t/m bladzijde 71 (tot 2.29).

Maak test 61 op bladzijde 74.
Maak test 72 op bladzijde 77.
Maak test 85 op bladzijde 80.





Lees de tekst op bladzijde 90
Maak opdracht 1 t/m 4 bladzijde 91

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Nakijken huiswerk
Week 44


Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 6 en 7 pagina 97
6 De witte bergen zijn hooibalen waar een wit zeil over ligt.

7 Bijvoorbeeld:
  ‘Zo, schimmig, heeft de berg iets van een bruidstaart. Laurens en Pim zijn het suikerpostuurtje erbovenop.’
  ‘Die middag waren Laurens en hij zich blijven gedragen als katten die net gejongd hadden.’
  ‘Pim en Laurens hebben plaatsgenomen in een tractorwiel dat plat op de hoge berg ligt, zoals in een zwemband, benen over de rand.’
  ‘Ze waren de maffiosi van de landbouwindustrie.’

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 8 t/m 11 pagina 97
8 Het tempo in Het smelt is traag. Dat komt doordat de handelingen worden onderbroken door herinneringen. Dit zorgt ervoor dat je langer leest dan dat de handeling geduurd zou hebben.
9 Haar Vlaamse achtergrond is te zien aan woorden als: mijn regels, plastiek, dollekoeienziekte.
10 Bijvoorbeeld: De zin is poëtisch door het ritmische karakter. Ook komt er alliteratie in voor (hun haren, warrig door de wind, woedt).
11 Eigen antwoord. Let op dat het antwoord een onderbouwing bevat.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

22. Humor

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

22. Humor

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

22. Humor
Persiflage
Spottende nabootsing

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

22. Humor
Wat moet je weten?
Ironie:   licht spotten, het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt (milde vorm)
Sarcasme: bijtende spot om te kwetsen (bedoeld om te kwetsen)
Understatement: een uitspraak minder belangrijk maken. 

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

22. Humor

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1 en 2 bladzijde 91
1 a Dit is een persiflage.
 b In de tekst wordt het bekende Roodkapje-verhaal op een komische wijze bespot.
2 a Bijvoorbeeld: De schrijver dicht een cavia allerlei menselijke eigenschappen toe. Dit absurde beeld heeft een komisch effect. De schrijver speelt met woorden, zoals bijvoorbeeld ‘de avond doorgesjoelbakt’ (r. 7-8). De schrijver gebruikt middelen als anticlimax, zoals in regel 11 en 19.
 b Eigen antwoord. Let op dat het antwoord een uitleg bevat.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3 en 4 op bladzijde 91 
3 Ieder heeft een eigen voorbeeld.

4 a Bijvoorbeeld: Kinderen vinden dit soort humor vaak leuk, omdat het een heel visuele vorm van humor is waarin vaak onhandige acties centraal staan. De humor is daardoor eenvoudig te begrijpen.
 b Slapstick is visuele humor. Er hoeft daarom niet bij gepraat te worden. Daarom kunnen mensen uit alle landen en culturen het begrijpen.


Slide 43 - Slide

This item has no instructions

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 44 - Slide

This item has no instructions