Scheidbare werkwoorden - 30/4

Goedemorgen! 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Goedemorgen! 

Slide 1 - Slide

Hoe is het met je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Wat gaan we vandaag doen?
Scheidbare werkwoorden - 

eerste oefening: kladpapier - schrijf alle scheidbare werkwoorden op

daarna nog video over afspraken

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Welke (scheidbare) werkwoorden heb je gehoord?
timer
1:20

Slide 5 - Open question

Wat is een scheidbaar werkwoord?
Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden:
een werkwoord en een ander woordje.

schoonmaken = schoon + maken 
aankomen = aan + komen
nadenken = na + denken

Slide 6 - Slide

Hoe gebruik je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst wie/wat. Dan het werkwoord wat je aan aanpast aan de wie/wat. Het andere woord staat op de laatste plaats in de zin:

Ik   maak   de keuken   schoon.
De trein   komt   om 10:00 uur   aan.
Wij   denken   eerst  na

Slide 7 - Slide

Nu komen er vragen
Je hoeft alleen de woorden in te vullen.
Dus als er gevraagd wordt:

Wat is het hele werkwoord in deze zin?

Mijn dochter belt haar vriendin op.
Dan is het antwoord: opbellen

Slide 8 - Slide

Wat is het hele werkwoord?

De leerkracht legt de opdracht uit.

Slide 9 - Open question

Wat is het hele werkwoord?

Ik maak de tafel schoon.

Slide 10 - Open question

Wat is het hele werkwoord?

Ik schrijf de woorden op.

Slide 11 - Open question

Wat is juist?
A
Ik doet mijn kleren aan.
B
Ik doe aan mijn kleren.
C
Ik doe mijn kleren aan.
D
Ik doet aan mijn kleren

Slide 12 - Quiz

Wat is juist?
A
Hij maakt zijn huis schoon.
B
Hij maak zijn huis schoon.
C
Hij schoonmaak zijn huis.
D
Hij schoonmaakt zijn huis.

Slide 13 - Quiz

Wat is juist?
A
Wij nemen mee onze boekentas.
B
Wij neemt mee onze boekentas.
C
Wij neemt mee onze boekentas.
D
Wij nemen onze boekentas mee.

Slide 14 - Quiz

Schrijf de goede vorm van het werkwoord.

Ik ....... de som ........ (uitleggen).

Slide 15 - Open question

Schrijf de goede vorm van het werkwoord.

De leerkracht ...... haar jas ......(ophangen).

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Link

Slide 18 - Slide

Hoe ging het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll


Als ik nu een toets doe over het scheidbaar werkwoord, scoor ik... 
010

Slide 20 - Poll