Maandag 24 maart

Maandag 24 maart

Goedemorgen
Lezen


Welk personage vertrouw jij het meest in je verhaal?
Je kunt een herhaling, tegenstelling of opsomming aanwijzen in een oefening. 
1 / 7
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 7 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Maandag 24 maart

Goedemorgen
Lezen


Welk personage vertrouw jij het meest in je verhaal?
Je kunt een herhaling, tegenstelling of opsomming aanwijzen in een oefening. 

Slide 1 - Slide

Huiswerk: oefening classroom: nakijken. 

Verder met de vergelijking, metafoor en personificatie.

Ga eerst zelf op zoek naar de betekenis van deze begrippen. Zet je bevindingen op het vel papier dat ik uitreik. (individueel)
Je kunt een herhaling, tegenstelling of opsomming aanwijzen in een oefening. 

Je weet wat een vergelijking, metafoor en personificatie zijn en je kunt ze aanwijzen in een zin. 

Slide 2 - Slide

Groepjes van roulerende lln:

Wat zijn je bevindingen? Vul aan als de ander iets heeft wat jij nog niet had. 


Daarna kort bespreken: vul weer aan. 
Je kunt een herhaling, tegenstelling of opsomming aanwijzen in een oefening. 

Je weet wat een vergelijking, metafoor en personificatie zijn en je kunt ze aanwijzen in een zin. 

Slide 3 - Slide

Vergelijking
Je vergelijkt twee dingen. 
* Vergelijking met 'als'
* vergelijking zonder 'als'

Hij was zo sterk als een beer.
Hij heeft een kleur als een boei.

Een boom van een vent. 
Het buurmeisje, toch al een lelijk eendje, viel twee tanden door haar lip. 

Je kunt een herhaling, tegenstelling of opsomming aanwijzen in een oefening. 

Je weet wat een vergelijking, metafoor en personificatie zijn en je kunt ze aanwijzen in een zin. 

Slide 4 - Slide

personificatie
Wanneer iets wat levenloos is eigenschappen van een persoon worden toegekend. 

* De zon en de wind spelen samen aan het strand.
* Het zonlicht verft de daken rood. 
* De nacht vluchtte het woud in. 
Je kunt een herhaling, tegenstelling of opsomming aanwijzen in een oefening. 

Je weet wat een vergelijking, metafoor en personificatie zijn en je kunt ze aanwijzen in een zin. 

Slide 5 - Slide

metafoor
Een beeldspraak die gaat over een overeenkomst tussen het beeld en dat wat ermee wordt bedoeld. 
Er staat vaak iets anders dan wordt bedoeld. 

De heilige koe = auto
Een groentje = iemand die niet veel weet

Je kunt een herhaling, tegenstelling of opsomming aanwijzen in een oefening. 

Je weet wat een vergelijking, metafoor en personificatie zijn en je kunt ze aanwijzen in een zin. 

Slide 6 - Slide

Denk ook aan spreekwoorden:

Hoge bomen vangen veel wind. 
De appel valt niet ver van de boom. 

In het Nederlands komen veel metaforen voor.

Aan de slag: oefening classroom
Je kunt een herhaling, tegenstelling of opsomming aanwijzen in een oefening. 

Je weet wat een vergelijking, metafoor en personificatie zijn en je kunt ze aanwijzen in een zin. 

Slide 7 - Slide