BS 5 Immuunsysteem

1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Nieren
  • Nierslagader brengt zuurstof, afvalstoffen uit haarvaten, gefilterd door nierschors en niermerg
  • Urine opgevangen in nierbekken en via urineleider naar blaas
Terugblik bs 4: uitscheiding

Slide 2 - Slide

Bs 5 het immuumsysteem

Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.
stoffen die niet in je lichaam horen zijn 
Lichaamsvreemde stoffen = stoffen van buiten je lichaam

Slide 3 - Slide

Infectie
  • Virussen en bacteriën veroorzaken infecties
  • Een virus is geen levend wezen!!

Slide 4 - Slide

Immuunsysteem
  • Elke cel heeft antigenen (eiwitten op celmembraan)
  • Witte bloedcellen herkennen lichaamsvreemde stoffen door antigenen op celmembraan indringers

Slide 5 - Slide

Immuunsysteem
  • Witte bloedcellen produceren antistoffen
  • Antistoffen hechten aan antigenen indringers en maken deze onschadelijk
  • Elke antigen heeft een eigen antistof

Slide 6 - Slide

Bestrijding
  • Witte bloedcellen kunnen ziekteverwekkers (bacteriën/ virussen) onschadelijk maken door insluiten (fagocytose) 
  • Andere witte bloedcellen maken antistoffen (zijn specifiek)
  • Ziekteverwekker pas onschadelijk wanneer volledig bedekt met antistoffen

Slide 7 - Slide

Immuniteit
  • Natuurlijk: antistof blijft na ziekte in bloed, witte bloedcellen onthouden hoe ze gemaakt worden. Bij tweede infectie gebeurt dat heel snel
  • Kunstmatig: vaccinatie met dode of verzwakte ziekteverwekker, witte bloedcellen maken antistoffen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Casus: Een baby krijgt antistoffen tegen verschillende ziekteverwekkers via moedermelk omdat zijn immuunsysteem nog niet voldoende is ontwikkeld.
Is de baby ook nog immuun als hij geen moedermelk meer drinkt?

A
Ja, als je eenmaal antistoffen hebt dan hou je ze ook
B
Nee, antistoffen worden weer afgebroken
C
Nee, de baby poept de antistoffen ook weer uit.

Slide 10 - Quiz

Als je ziek bent begint je immuunsysteem met de productie van antigenen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz


Wat doet je immuunsysteem precies?
A
Het beschermt je tegen indringers, zoals virussen, bacteriën en schimmels
B
Het maakt je ziek
C
Het immuunsysteem bestaat uit virussen en bacteriën en schimmels
D
Het is een bacterie

Slide 12 - Quiz

Immuun
A
je kunt de ziekte niet meer krijgen
B
behoorlijk ziek worden van een ziekte
C
een lichaamsvreemde stof
D
een spuit krijgen met zwakke ziekteverwekkers

Slide 13 - Quiz

Je wordt immuun voor de waterpokken door:
A
Natuurlijke, actieve immuniteit
B
Natuurlijk, passieve immuniteit
C
kunstmatige, actieve immuniteit
D
kunstmatige, passieve immuniteit

Slide 14 - Quiz

Wat is een allergie?
A
Een reactie van het immuunsysteem op een ongevaarlijke stof
B
Een vorm van immunisatie
C
Een erfelijke afwijking in het immuunsysteem
D
Een ander woord voor anafylactische shock

Slide 15 - Quiz

Een ander woord voor je immuunsysteem is
A
bloedcellensysteem
B
afweersysteem
C
antistoffen
D
antigenen

Slide 16 - Quiz

Waar bevindt zich het immuunsysteem?
A
Hart
B
Lever
C
Hele lichaam
D
Milt

Slide 17 - Quiz

Waaraan herkent het immuunsysteem een ziekteverwekker?
A
Aan de allergische reactie
B
Aan de antigenen
C
Aan de antistoffen
D
Aan de natuurlijke immuniteit

Slide 18 - Quiz

Welk onderdeel van het bloed ''is'' je immuunsysteem?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 19 - Quiz

Aan het werk!
Maken: 3.7
Klaar? Test jezelf 3.1 t/m 3.7

Slide 20 - Slide