3/2, voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

timer
15:00
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

timer
15:00

Slide 1 - Slide

Werkwoordspelling

onvoltooid en voltooid deelwoord

Slide 2 - Slide

Lesplanning
  • Lezen (al gedaan)
  • Instructie/quiz
  • Werken
  • Afsluiten 

Slide 3 - Slide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je een voltooid deelwoord en een bijvoeglijk naamwoord herkennen
  • kan je een voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruiken.

Slide 4 - Slide

Voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd kan je 't x-kofschip gebruiken.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Voor het spellen van het voltooid deelwoord kun je 't x-kofschip gebruiken.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd kun je 't x-kofschip gebruiken.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Welke drie spellingskeuzes heb je in de tegenwoordige tijd?


Slide 8 - Mind map

De infinitief (inf)

Is het hele werkwoord; lopen, maken, eten, bewegen etc.


  • Verandert niet bij veranderen van tijd.
  • Vóór een infinitief kan je meestal IK KAN zetten.
  • Komt na het woord 'te'.


Ik heb zin om een Big Mac te eten. --> IK KAN eten.

Slide 9 - Slide

Is het tegenwoordige tijd (tt)?
1. Is het meervoud  (wij, jullie, zij)?   Ja -->  Infinitief = hele werkwoord  Wij lopen naar huis. - Lopen zij naar huis?

Nee, dan is het enkelvoud --> keuzes:  ik-vorm of ik-vorm+t

2. Staat  er ik? Ja --> ik-vorm  Ik loop naar huis
  Of  staat er Je/jij DIRECT ACHTER de persoonsvorm en JE KAN JE  VERVANGEN VOOR JIJ
Ja --> ik-vorm  Loop je naar huis. - Loop jij naar huis?

Nee, dan blijft ik-vorm+t over:
3. Jij/hij/zij/je/het/u VOOR het werkwoord staat  OFJE KAN JE/JIJ achter de pv VERVANGEN VOOR JOUik-vorm+t: Jij loopt naar huis.


Slide 10 - Slide

Wanneer is een werkwoord een zwak werkwoord?

Slide 11 - Mind map

Verleden tijd: zwak of sterk?
Zwak/regelmatig:
klank blijft gelijk
Sterk/onregelmatig:
 klank verandert

Slide 12 - Slide

Welke drie denkvragen stel je jezelf
bij het spellen van een zwak werkwoord
in de verleden tijd?

Slide 13 - Mind map

Is het verleden tijd?
Is het een zwak (regelmatig) werkwoord?
Regel: Ik vorm + de(n) of te(n) --> de n is voor meervoud
Eindigt de stam op een t of een d? Dan staat er dus dubbel t of dubbel d.

Staat de laatste letter van de stam (hele werkwoord -en) in 'T KoFSCHiP?
(infinitief = wachten - stam = wacht) 
Ja -->  ik-vorm +te     De hond blaft - De hond blafte     Zij wacht --> Zij wachtte
Nee:
Staat de laatste letter van de stam niet in 't kofschip?
(infinitief = blozen -stam = bloz) 
Ja --> ik-vorm +de       U bloost --> u bloosde         Hij brandt de kaars - Hij brandde de kaars

Is het meervoud?
Ja --> +n
 Blaffen - blaften     Wachten - wachtten      Blozen - bloosden      Branden  -  brandden

Slide 14 - Slide

Is het verleden tijd?
Is het een sterk (onregelmatig) werkwoord?
Bij sterke (onregelmatige) werkwoorden verandert de ik-vorm van klank als je het werkwoord in de verleden tijd zet. 

  • De verleden tijd van een sterk werkwoord moet je weten. Daar komt een stukje taalgevoel bij kijken.
  • Je schrijft de persoonsvorm van een sterk werkwoord in de verleden tijd zo kort mogelijk.

Eindigt het op een d of een t?
Je kunt erachter komen of de persoonsvorm op een d of een t eindigt door de verlengproef te doen. 
Pv tt  MV omzetten naar pv vt -MV -> 'en' eraf: staat er een t of een d?
Bijten = beten -->  dus: beet
Vinden = vonden --> dus: vond

De verleden tijd enkelvoud (jij/je/hij/zij/het) kan NOOIT op DT eindigen!!!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Voltooid deelwoord (VD)

  • Heeft een hulpwerkwoord nodig.
  • Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.
  • Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't X-kofschip

Stam (infinitief -en) --> eindigt het op een letter uit 't Xkofschip?

Ja --> t        Nee --> d OF maak het woord langer om te horen wat je schrijft!


Voorbeelden:

Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.     

Afprijzen --> afprijz --> z zit niet in 't Xkofschip = d OF Afgeprijsde --> de = d      

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           

Koken --> Kok --> k zit in 't Xkofschip = t OF gekookte --> te = t    

Slide 17 - Slide

Wat is een voltooid deelwoord?
A
werkwoord
B
de , het , een
C
persoonsvorm
D
zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Quiz

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden

Slide 19 - Quiz

De bezorgde broodjes zijn afgeleverd.
A
bezorgde = pvvt afgeleverd = vd
B
bezorgde = bn afgeleverd = vd
C
bezorgde = bn afgeleverd = pvvt
D
bezorgde = pvvt afgeleverd = od

Slide 20 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 21 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 22 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord.

voorbeeld: De groene appel. "Groene" zegt iets over "de appel" en is dus een bijvoeglijk naamwoord.

Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk!
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord schrijf je met -en (houten tafel, kartonnen doos)

Slide 23 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 24 - Slide

Het voltooid deelwoord 
bijvoeglijk gebruikt

Slide 25 - Slide

voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt


De kast is verschoven
De verschoven kast [bijvoeglijk gebruikt]


Slide 26 - Slide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Een voltooid deelwoord kun je ook bijvoeglijk gebruiken, zoals in de gewerkte uren. Je zet er dan een e achter. Soms is het nodig voor de uitspraak van het woord om er te of de achter te zetten. Eindigt een voltooid deelwoord op en, dan schrijf je het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord ook met en.

Deze bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden worden vaak verward met gewone werkwoorden.

Slide 27 - Slide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Je schrijft het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord met een extra -e.

voltooid deelwoord: gerend
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord: gerend+e
de gerende afstand
voltooid deelwoord: gefietst
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord: gefietst+e
de gefietste afstand
 

Je schrijft het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord zo kort mogelijk.

gefietst - de gefietste afstand
vergroot - de vergrote foto
gehaat - de gehate toets


Let op dat je wel de algemene spellingregels toepast, dus soms heb je wel een extra letter nodig voor de uitspraak.

besmet - de besmette leerling
geschud - de geschudde kaarten

Slide 28 - Slide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Je schrijft het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord zo kort mogelijk.

gefietst - de gefietste afstand
vergroot - de vergrote foto
gehaat - de gehate toets


Slide 29 - Slide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Let op dat je wel de algemene spellingregels toepast, dus soms heb je wel een extra letter nodig voor de uitspraak.

besmet - de besmette leerling
geschud - de geschudde kaarten

Slide 30 - Slide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Uitzonderingen
Als het voltooid deelwoord al op -en eindigt (en dus onregelmatig is) dan schrijf je het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord gewoon hetzelfde. De uitzondering is dus juist de makkelijkste vorm.

gelopen - De gelopen afstand was 13 kilometer.
geslagen - Het geslagen kind huilde heel erg hard.
vergeten - Het vergeten werk ligt nog thuis.
 

Slide 31 - Slide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Vergrootte of vergrote?
Bij de spelling van een woord als vergrote/vergrootte gaat het vaak mis. Kijk naar de volgende voorbeelden.  

Ik vergrootte de foto --> vergrootte is persoonsvorm in de verleden tijd
Ik hou van vergrote foto’s --. hou is de persoonsvorm

Vergrote is een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

De uitspraak van vergrote en vergrootte is hetzelfde, maar de schrijfwijze totaal anders. In de eerste zin is vergrootte een persoonsvorm in de verleden tijd en wordt dus de regel van de werkwoordspelling gevolgd. In de tweede zin is vergrote een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord en schrijven we dat dus zo kort mogelijk. Het is dus belangrijk dat je de verschillende vormen van het werkwoord en het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord herkent.
 

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

De man is bezweet.
De ... man.

Slide 34 - Open question

De appel is verrot.
De ... appel.

Slide 35 - Open question

De tafel is geverfd.
De ... tafel.

Slide 36 - Open question

Alles op een rijtje:

Slide 37 - Slide

Werk voor de deze les + huiswerk: 

Blz. 84/85, opdracht 1, 2, 3 en 5
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
10:00

Slide 38 - Slide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je een voltooid deelwoord en een bijvoeglijk naamwoord herkennen
  • kan je een voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruiken.

Slide 39 - Slide

Ik kan een voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 41 - Open question

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 42 - Open question