Examen 2025: Erfelijkheid + Mitose/meiose

Welkom
Binas op tafel
Inloggen in de LessonUp

1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Binas op tafel
Inloggen in de LessonUp

Slide 1 - Slide

vorige les : kringlopen

Slide 2 - Slide


Slide 3 - Open question

Kies bij elk nummer de juiste naam van de bijbehorende stof of van het bijbehorende proces.
1
2
3
4
aminozuur
NH3
stikstofassimilatie
stikstofficatie

Slide 4 - Drag question


Slide 5 - Open question

Deze les:
- mitose/meiose
- erfelijkheid

Slide 6 - Slide

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt zichzelf op. 

Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen. 
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde bouwbeschrijving' staat. 

(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)



Slide 7 - Slide

Karyogram

Karyogram laat de chromosomen van een menselijke cel gepaard zien liggen


Mensen hebben elk chromosoom 2x


Van elk paar is 1 chromosoom van je moeder en 1 chromosoom van je vader afkomstig


Alle cellen hebben hetzelfde pakketje chromosomen

Slide 8 - Slide

Aantal chromosomen

Karyogram laat de chromosomen van een menselijke cel gepaard zien liggen


De hoeveelheid unieke chromosomen noemen we n

Bij de mens spreken we dus over n = 23 

Slide 9 - Slide

Een eicel van een fruitvlieg heeft n = 2. Hoeveel chromosomen heeft de fruitvlieg? (T2)
A
2
B
4
C
8

Slide 10 - Quiz

Mitose (celdeling)
- Voor de mitose is het DNA al verdubbelt. Elk chromosoom bestaat uit twee chromatiden (strengen DNA).

- Deze worden tijdens de mitose door trekdraden uit elkaar getrokken 

- Deze zijn identiek aan de moedercel en hebben elk 46 chromosomen

Slide 11 - Slide

Herhaling mitose

Slide 12 - Slide

Hoeveel chromosomen liggen er naast elkaar in de metafase?
Binas!

Slide 13 - Slide

geslachtscellen
De voortplantingscellen

Man - zaadcellen
Vrouw - eicellen

Geslachtscellen bevatten de helft van alle chromosomen (één van ieder paar) zodat bij de bevruchting 23 + 23 = 46 chromosomen in de bevruchte eicel terechtkomen (= zygote)

Slide 14 - Slide

Meiose
Voorbeeld met 1 chromosoompaar

Bij vrouwen gaat vrijwel al het cytoplasma naar 1 dochtercel

BINAS 76A,B & 86D
meiose overzicht

Slide 15 - Slide

Meiose
Ook wel reductiedeling genoemd

1 moedercel maakt uiteindelijk 4 dochtercellen

Deze hebben allen slechts 23 chromosomen

Slide 16 - Slide

Meiose
Meiose 1: chromosomen verdubbelen, chromosomenparen uit elkaar (met dubbele streng).
  

Meiose 2: 2 cellen met half chromosomenpaar, chromosomen gaan uit elkaar en je krijgt 4 cellen met 1 streng.

Slide 17 - Slide

Verschil mitose & meiose
Je begint beide met 46 x 2 = 92 chromosomen

Je hebt dus per chromosoom 2 van je vader & 2 van je moeder

Bij mitose gaat er per chromosoom 1 van je vader en 1 van je moeder naar de nieuwe cel

Bij meiose gaan er of 2 van je vader of 2 van je moeder naar de nieuwe cel, die zich daarna weer opdeelt

Slide 18 - Slide

Recombinatie
1(pa)
2(ma)
2(pa)
1(ma)
1(pa)
2(ma)
1(ma)
3(pa)
3(ma)
2(pa)
3(pa)
3(ma)
Uitleg
Bij Meiose I gaan de homologe chromosomenparen gepaard bij elkaar liggen. In de praktijk betekent dit dat er 23 chromosomen naast elkaar liggen. Daaronder liggen ook weer 23 chromosomen naast elkaar. 

In het voorbeeld zien we slechts 3 chromosomen. Welke van de homologe chromosomenparen naast elkaar liggen is willekeurig. Dit houdt in dat elke zaadcel/eicel een uniek setje chromosomen heeft. 

Slide 19 - Slide

Samenvatting

Slide 20 - Slide

Genotype : de info van beide allelen van een gen. (zit het woord gen in)

Fenotype : wat je ziet van een eigenschap. 

Slide 21 - Slide

Dominant/recessief
Dominant = allel dat altijd tot uiting komt
Recessief = allel dat niet altijd tot uiting komt

Welk allel is hier dominant en welke is recessief? Hoe zie je dat?

Slide 22 - Slide

Is één kleuring dominant of recessief? Waarom?

Slide 23 - Slide

Genotype & fenotype noteren
BB = homozygoot dominant
Bb = heterozygoot
bb = homozygoot recessief

Slide 24 - Slide

Dat kan sneller
1. Bepaal de feno-/genotypes van de ouders
2. Bepaal de gameten
3. Kruisingstabel
4. Genotypen/fenotypen nakomelingen

Vader heeft bruine ogen met een genotype bruin/blauw. Moeder heeft blauwe ogen met een genotype….
Vul de tabel in.

Welk percentage van de kinderen krijgt blauwe ogen? Welk percentage krijgt bruine?

Slide 25 - Slide

Intermediair
Bij intermediair is er sprake van geen recessief of dominant allel. De allelen zijn even dominant/recessief ten opzichte van elkaar en komen dus beiden tot uiting

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Geslachtsgebonden recessieve overerving
Man = XY
Vrouw = XX

Notatie hetzelfde als bij intermediaire allelen



Wat gebeurt er als een aandoening op het x-chromosoom ligt bij een vrouw? En bij een man?

Slide 28 - Slide

X-chromosomale kruising
X^A : normale ogen
X^a : kleurenblind
Y- : geen gen voor de ogen aanwezig

Een vrouw die drager is wordt zwanger van een man met normale ogen. Het wordt een twee-eiige tweeling, een jongen en een meisje. Hoe groot is de kans dat de dochter kleurenblind wordt? Hoe groot de kans op een kleurenblinde zoon?

1: bepaal genotype van ouders
2: bepaal per ouder mogelijke genotypen van geslachtscellen
3: kruisingsschema, bepaal mogelijke genotypen van het kind, bereken de kans op elk genotype
4: bepaal welke genotypen leiden tot een zoon, welke tot een dochter
5: bepaal per geslacht de kans op elk fenotype



Slide 29 - Slide

Lesafsluiting
- Wat heb je geleerd?
- Wat moet je echt nog oefenen?

Slide 30 - Slide