Grammatica zinsdelen: Paragraaf 1, 3, 5, 7, 9 en 11
Spelling: Paragraaf 3, 4 en 11
Let op: de paragrafen van Taal zijn geen stof voor de tussenweek!
Slide 5 - Slide
De tussenweek - hoe
Maak een samenvatting/mindmap van de theorie zodat jij alle stof begrijpt.
Ga oefenen met de samenvatting erbij, snap je wat je moet doen? Train via de methode of oefen op www.jufmelis.nl of www.cambiumned.nl de onderdelen die je moet kennen.
Snap je alle theorie en kun je deze toepassen? Maak dan via de methode de oefentoetsen voor de verschillende paragrafen.
Slide 6 - Slide
Taal - bouwstenen
Twee belangrijke begrippen:
Schrift = letters en tekens die je gebruikt om te schrijven bij een taal.
Karakter = teken dat een klank of begrip weergeeft
Slide 7 - Slide
Zelfstandig aan de slag
Ga via Magister -> Nieuw Nederlands online
Er staat een geplande taak voor je klaar!
Slide 8 - Slide
Leerdoelen
Ik weet wat ik moet kennen voor de tussenweek.
Ik weet hoe ik moet leren voor de tussenweek.
Ik weet wat de bouwstenen van een taal zijn.
Slide 9 - Slide
De laatste vragen
Zijn er nog vragen?
Slide 10 - Slide
VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!
Slide 11 - Slide
VH1 - Nederlands
Mevrouw Giesen
Taal
timer
10:00
Slide 12 - Slide
Agenda
Terugblik vorige les
Leerdoelen
Vergelijkingen - uitleg
Opdracht vergelijkingen
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 13 - Slide
Leerdoelen
Ik weet wat een vergelijking, vaste vergelijking en cliché zijn.
Ik kan een vergelijking, vaste vergelijking en cliché herkennen in een tekst of in een zin.
Slide 14 - Slide
Wat is een vergelijking?
Definitie: figuurlijk taalgebruik waarbij je wat er echt is (object) vergelijkt met iets anders wat erop lijkt (het beeld). Object en beeld worden verbonden door woorden zoals: als een..., lijkt wel een...., is net....
Voorbeeld: Het water lijkt wel een spiegel!
Slide 15 - Slide
Wat is een vaste vergelijking?
Dit is een vergelijking met 'zo....als.....'. Het eerste deel van de vergelijking heeft een vast vervolg.
Voorbeelden:
Zo groen als gras
Zo sterk als een paard
Zo vast als een huis
Slide 16 - Slide
Wat is een cliché?
Een uitdrukking die we te veel hebben gebruikt, waardoor de betekenis verzwakt is.
Slide 17 - Slide
Opdracht vergelijkingen
Slide 18 - Slide
Zelfstandig werken
Ga via Magister -> Nieuw Nederlands
Werk rustig verder aan de weektaak
Slide 19 - Slide
Leerdoelen
Ik weet wat een vergelijking, vaste vergelijking en cliché zijn.
Ik kan een vergelijking, vaste vergelijking en cliché herkennen in een tekst of in een zin.
Slide 20 - Slide
De laatste vragen
Schrijf een vergelijking op die je deze les hebt geleerd of bent tegengekomen.
Slide 21 - Slide
VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!
Slide 22 - Slide
VH1 - Nederlands
Herhaling tussenweek
Mevrouw Giesen
timer
10:00
Slide 23 - Slide
Agenda
Terugblik vorige les
Leerdoelen
Herhaling werkwoordsvormen en -tijden
Quiz/Spel
Zelfstandig werken
De laatste vragen/Afsluiting
Slide 24 - Slide
Terugblik vorige les
Taal - vergelijkingen
Slide 25 - Slide
Leerdoelen
Ik kan onderscheid maken tussen een persoonsvorm, infinitief, voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord.
Ik kan aangeven in welke werkwoordstijd een zin staat.
Slide 26 - Slide
Werkwoordsvormen
infinitief (inf): fietsen;
persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt): (ik) fiets, (jij/hij/zij) fietst, (wij/jullie/zij) fietsen;
persoonsvorm verleden tijd (pvvt): fietste, fietsten;
voltooid deelwoord (vd): gefietst;
onvoltooid deelwoord (od): fietsend.
Slide 27 - Slide
Werkwoordsvormen
infinitief (inf): fietsen;
persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt): (ik) fiets, (jij/hij/zij) fietst, (wij/jullie/zij) fietsen;
persoonsvorm verleden tijd (pvvt): fietste, fietsten;
voltooid deelwoord (vd): gefietst;
onvoltooid deelwoord (od): fietsend.
Slide 28 - Slide
Werkwoordstijden
Slide 29 - Slide
play.blooket.com
Slide 30 - Link
play.blooket.com
Slide 31 - Link
Leerdoelen
Ik kan onderscheid maken tussen een persoonsvorm, infinitief, voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord.
Ik kan aangeven in welke werkwoordstijd een zin staat.