1.4 organellen

Onder welk organisatieniveau valt DNA?
A
Orgaan
B
Levensgemeenschap
C
Cel
D
Molecuul
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Onder welk organisatieniveau valt DNA?
A
Orgaan
B
Levensgemeenschap
C
Cel
D
Molecuul

Slide 1 - Quiz

De vorm van een pinguinvleugel past bij de functie ervan. Wat is de functie van een pinguinvleugel?
A
De vleugelvorm voorkomt afkoeling in ijskoud water.
B
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter zwemmen.
C
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter uit het water terug op het ijs komen.
D
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter vis vangen.

Slide 2 - Quiz

Thema 1 Inleiding in de biologie
1.1 Wat is biologie?
1.2 Organen, weefsels en cellen
1.3 Plantaardige en dierlijke cellen
1.4 Celorganellen
1.5 Transport door membranen
1.6 Natuurwetenschappelijk onderzoek

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt een cel beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid. 
  • Je kent de verschillende celorganellen en hun functies 


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Celkern
In het kernplasma ligt het DNA.

DNA ligt opgerold in de vorm van chromosomen

Kernlichaampje: 
Vormt ribosomen

Kernporiën:
Maakt transport naar cytoplasma mogelijk

Slide 6 - Slide

Endoplasmatisch reticulum
Functie: Plek voor het maken van eiwitten en transport naar het golgi systeem

De membranen vormen blaasjes. Kleine stukjes kunnen zich afsnoeren, exocytose,  en zich verplaatsen door het cytoplasma


Slide 7 - Slide

Endoplasmatisch reticulum
Ligt om de celkern heen

Bestaat uit lagen membranen

Ruw ER: 
Bevat ribosomen (maken eiwitten)
Glad ER: 
Bevat geen ribosomen

Slide 8 - Slide

Golgisysteem
Afmaken eiwitten, tot de definitieve vorm.

Afsnoeren van de eiwitblaasjes is exocytose.

Doorsturen voor secretie. 

Maken van lysosomen.

Slide 9 - Slide

Lysosomen
Lysosomen zijn bepaalde blaasjes van het golgi-systeem

Lysosomen bevatten enzymen die grote moleculen zoals vetten en koolhydraten kunnen afbreken (en ook bacteriën en virussen)



Slide 10 - Slide

Transport via blaasjes

Slide 11 - Slide

Mitochondriën
Dubbel membraan
Verbranding                = C6H12O6 + 6O2 > 6CO2+ 6H2O
ATP = molecuul met erin opgeslagen energie

Slide 12 - Slide

Chloroplasten
  • Dubbel membraan en enzymen
  • soort munt stapeltjes
  • Fotosynthese
  • Lichtenergie => glucose
  • 6CO2 + 6H2O -> C6H12O6  + 6O2
  • BINAS 79B 





binas 79B

Slide 13 - Slide

Celmembraan

Slide 14 - Slide

Celmembraan
Het celmembraan is semipermeabel
sommige stoffen kunnen er wel doorheen en andere niet.

 

Slide 15 - Slide

Een wortel is oranje. De delen die boven de grond uitkomen zijn groen. Hierbij gaat de ene soort korrel (A) over in een andere soort korrel (B). Welke korrel is A en welke is B?
A
A: Chromoplast B: Leukoplast
B
A: Leukoplast B: Chloroplast
C
A: Chloroplast B: Chromoplast
D
A: Chromoplast B: Chloroplast

Slide 16 - Quiz

Met welk instrument bekijk je cellen (op school)?
A
Elektronenmicroscoop
B
Lichtmicroscoop
C
Telescoop
D
Stethoscoop

Slide 17 - Quiz

In welke celorganellen vind verbranding plaats?
A
celkern
B
mitochondriën
C
celwand
D
bladgroenkorrels

Slide 18 - Quiz

Deze celorganellen slaan energie uit zonlicht op in glucose:
A
mitochondrien
B
celbatterijen
C
bladgroenkorrels
D
celkernen

Slide 19 - Quiz

Welke celorganellen helpen bij het maken van eiwitten?
A
Celkern
B
Bladgroenkorrels
C
Vacuole
D
Ribosomen

Slide 20 - Quiz

Leg in eigen woorden het verschil tussen endocytose en exocytose uit.

Slide 21 - Open question

Leerdoel 2: je weet dat een cel (dier/plant) celorganellen heeft, je weet welke en wat hun functies zijn
A
doel behaald
B
doel niet behaald, meer oefening nodig
C
doel nog niet behaald, nog uitleg nodig

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
Maak van §1.3 opdracht 26 t/m 29 + kies uit 23 t/m 25 of 30 t/m 32
Maak van § 1.4 opdracht 34 t/m 38 + 41 en 42

Slide 23 - Slide