This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
numo
timer
15:00
Slide 1 - Slide
Woordsoorten
werkwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
Slide 2 - Slide
Doelen van deze les:
Ik kan werkwoorden herkennen en benoemen.
Ik kan lidwoorden herkennen en benoemen.
Ik kan bijvoeglijk naamwoorden herkennen en benoemen.
Ik kan zelfstandig naamwoorden herkennen en benoemen.
Ik kan lidwoorden herkennen en benoemen.
Slide 3 - Slide
Uitleg!
Maar eerst even kijken wat je nog weet!
Slide 4 - Slide
Wat is het werkwoord in deze zin:
Hij zwemt graag in de koude zee.
A
zee
B
koude
C
graag
D
zwemt
Slide 5 - Quiz
Even kijken wat je nog weet: Welke drie lidwoorden zijn er?
Slide 6 - Open question
Noem een aantal zelfstandig naamwoorden:
Slide 7 - Mind map
Slide 8 - Video
Is 'lopen' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord
Slide 9 - Quiz
Is 'zijn' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord
Slide 10 - Quiz
Is 'tafel' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord
Slide 11 - Quiz
Welk van de onderstaande woorden is een voorzetsel? (Let op, er zijn meer antwoorden goed)
A
Onder
B
Lopen
C
Een
D
Op
Slide 12 - Quiz
Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Deze woordsoort heeft een korte en een lange vorm.
Je kunt vaak de trappen van vergelijking erop toepassen.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.
Slide 13 - Drag question
Sleep het woord naar de juiste woordsoort
De
handschoen
was
nat.
blauwe
lidwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord
Bijvoeglijk
naamwoord
Slide 14 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
De
kabouter
zit
op
een
paddenstoel
grote
Slide 15 - Drag question
Een werkwoord vertelt wat iets of iemand aan het doen is. Een werkwoord vertelt dus wat er gebeurt. Noem 5 werkwoorden.
Slide 16 - Open question
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een mens, een dier of een ding. Noem 3 bijvoeglijke naamwoorden.
Slide 17 - Open question
Voorvoegsels Typ er 1, druk op enter Herhaal!
Slide 18 - Mind map
Welke woordsoort vind je het lastigst om te vinden?