Klinisch redeneren

Klinisch redeneren

Les 5
1 / 37
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Klinisch redeneren

Les 5

Slide 1 - Slide

Lesinhoud

  • Wat is er nog blijven hangen van vorige keer?
  • Voorkennis redeneerhulpen ophalen 
  • Aan de slag met redeneer hulpen

Slide 2 - Slide

Klinisch redeneren
Wat en waarom?

Slide 3 - Mind map

Klinisch redeneren 
- Doe je continue als verpleegkundige 
- Theorie koppelen aan praktijk
- Volgens een methode gegevens analyseren en acties uitzetten op een systematische manier. 

Het doel van klinisch redeneren is om onderbouwd tot een beslissing te komen welke zorg voor een zorgvrager nodig is.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

De 6 Stappen 
Stap 1: oriënteren op situatie 
Stap 1a: informatie verzamelen, stap 1b: risicoanalyse,  stap 1c: collega informeren indien nodig

Stap 2: mogelijke problemen in kaart brengen 
Stap 2a: gegevens ordenen, stap 2b: hypothesen formuleren, stap 2c verbanden leggen.

Stap 3: Aanvullende observaties en onderzoeken (bijv. observatielijst of meting)
Stap 4: verpleegkundig beleid (PES/smart)
Stap 5: verloop monitoren (SOAP)
Stap 6: reflectie (STARRT)

Slide 6 - Slide

Valkuilen bij klinisch redeneren.
  1. Verankering. Vastklampen aan denkbeelden niet goed meer kijken naar nieuwe informatie
  2. Vooringenomenheid/zelfoverschatting.  Aannames op basis van eerdere ervaringen, vooroordelen meenemend
  3. Zoeken naar bevestiging. De neiging om info te zoeken die jou ideeën ondersteunen.
  4. Denken dat zorgvrager zijn klachten verzint. 
  5. Vroegtijdig stoppen of focussen op 1 aandoening. 

Slide 7 - Slide

Wat doe je concreet?
  1. Orrienteren op de situatie
  2. Klinische probleemstelling (PES)
  3. Aanvullend klinisch onderzoek
  4. Klinisch beleid (Doelen SMART en interventies) 
  5. Klinisch verloop
  6. Nabeschouwing                                   Terug naar 1!
Dus een continue proces!

Slide 8 - Slide

Wat heb je nodig voor klinisch redeneren?


1. Kennis van anatomie, patho fysiologie, medicijnen.
2. Ervaring
3. Analytisch vermogen
4. Kritisch denken

Slide 9 - Slide

Wat is het officiële overdrachtsprotocol in Nederland?
A
SIRS
B
SBARR
C
EWS
D
ABCDE

Slide 10 - Quiz

Situation- situatie
Background- achtergrond
Assesment- beoordeling
Recommendation- advies (wat wil jij dat de arts doet?)
Repeat- herhaling

Slide 11 - Slide

Wat is waar over redeneerhulpen?
A
Er is geen kennis voor nodig
B
Ze vervangen kennis en ervaring nooit
C
Alleen voor onervaren medewerkers
D
Zijn alleen voor artsen bedoeld

Slide 12 - Quiz

Redeneerhulpmiddelen?

Slide 13 - Mind map

redeneerhulpen
  • geven inzicht in de ernst van de gezondheidssituatie
  • helpen je de juiste vragen te stellen
  • helpen de ( meet) gegevens van de zorgvrager te ordenen en analyseren
  • kun je gebruiken als checklist om te controleren of je niets vergeten bent
  • helpen systematisch na te denken over een gezondheidsprobleem
  • geven je zelfvertrouwen in je eigen handelen tijdens een zorgelijke situatie

Slide 14 - Slide

Redeneerhulpmiddelen o.a.



  • SCEGS
  • EWS
  • ABCDE
  • SBAR
  • AMPLE
  • SIRS/QSofa
  • DOSS
  • SNAQ
  • TIME

Slide 15 - Slide

Klinisch redeneren aan de hand van redeneerhulpen

- verschillende redeneerhulpen
- per situatie verschillend welke redeneerhulp je gebruikt
- redeneermiddel is een hulpmiddel

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

AMPLE
  • A= Allergies: Heeft het slachtoffer een allergie voor iets?
  • M=Medicine: Welke medicijnen gebruikt het slachtoffer?
  • P= Past: Is er in het verleden iets gebeurd?
  • L= Last meal: Wanneer heeft het slachtoffer voor het laatst gegeten?
  • E= Event: Wat is er gebeurt voor het letsel of ziek worden?
Gebruik in acute situaties!

Slide 21 - Slide

SIRS/QSofa
Alarmschalen herkennen van sepsis

SIRS --> Systemic Inflammatory Response Syndrome
qSofa --> SOFA 

Slide 22 - Slide

                         SIRS criteria 





Vroegtijdig herkennen van reactie immuunsysteem op infectie, daardoor kunnen handelen op evt. sepsis 

Slide 23 - Slide

SOFA score


IC classificering: mate van orgaanfalen in kaart brengen

Scores n.a.v. parameters (bloedwaarden, RR, GCS schaal)

(Sequential Organ Failure Assessment):

Ademhaling 
Zenuwstelsel
Circulatie 
Lever 
Stolling
Nieren

Slide 24 - Slide

q(uick) SOFA



                       EMV

Slide 25 - Slide

SCEGS
Somatisch
Cognitief
Emotioneel
Gedrag
Sociaal 
(relatie tussen lichamelijke, psychische en sociale aspecten verduidelijken)

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

DOSS score
Delirium 



Totaalscore van de dag /3
< 3 geen delier 
≥ 3 waarschijnlijk delier 

Slide 28 - Slide

SNAQ

Slide 29 - Slide

TIME model
Wondzorg
classificatiemodel


Slide 30 - Slide

REPOS

Pijn observatieschaal
In 1e instantie geschreven voor ouderen met dementie
Tegenwoordig veel in gebruik in de GHZ
Uitingen van pijn in lichaamstaal 

Slide 31 - Slide


  • Pijn observatieschaal 
  • In 1e instantie geschreven voor ouderen met dementie 
  • Tegenwoordig veel in gebruik in de GHZ
  • Uitingen van pijn in lichaamstaal 

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Slide