Herhaling schrijven 4

Vijfminutenstart:
Spelling/spellingapp "Wel of geen
hoofdletter"
Schrijven 4 les 4
Werken aan je eindtekst

Klaar?: verder met spellingapp
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Vijfminutenstart:
Spelling/spellingapp "Wel of geen
hoofdletter"
Schrijven 4 les 4
Werken aan je eindtekst

Klaar?: verder met spellingapp

Slide 1 - Slide

Herhaling schrijven 4
Klas 2 k/m/h

Slide 2 - Slide

Leerdoelen:
- Ik ken alle begrippen die in de cursussen schrijven voorkomen.
- Ik kan zelf een (informatieve) tekst schrijven.

Slide 3 - Slide

Wat zijn de (zes) kenmerken van een goede tekst?

Slide 4 - Open question

De zes kenmerken van een goede tekst:

- Goede inhoud (= de informatie)
- Goede opbouw
- Goede toon (= de manier waarop je het zegt)
- Goede zinnen
- Goede spelling
- Goede lay-out (= hoe de tekst eruitziet).

Slide 5 - Slide

Hoe zijn teksten meestal opgebouwd?
A
inleiding - kern
B
Inleiding - slot
C
Kern - slot
D
Inleiding - kern - slot

Slide 6 - Quiz

Wat is het belangrijkste doel van de inleiding?

Slide 7 - Open question

Doel inleiding:
Het belangrijkste doel van een inleiding is de aandacht van de lezer trekken.
Dit kun je op onderstaande manieren bereiken:
1. de lezer nieuwsgierig maken;
2. het onderwerp van de tekst verklappen;
3. de opbouw van de kern aankondigen. 

Slide 8 - Slide

Kern/middenstuk

Slide 9 - Mind map

Kern/middenstuk:
De kern bestaat vaak uit verschillende deelonderwerpen (= stukje van het onderwerp).
Per deelonderwerp schrijf je een aparte alinea. 
In lange teksten krijgt elk deelonderwerp vaak een eigen tussenkopje (= deeltitel/titel boven een alinea).

Slide 10 - Slide

Wat is het doel van het slot van de tekst?

Slide 11 - Open question

Het slot:
In het slot rond je je verhaal af. 
In slot staat meestal de hoofdgedachte. Vaak is de hoofdgedachte een samenvatting of een conclusie van de tekst. Het is slim de tekst met een krachtige zin af te sluiten. Bij voorbeeld met een grapje, een toekomstverwachting of een terugblik op je inleiding. 

Slide 12 - Slide

Wat wordt er bedoeld met publiek?
A
Degene die de tekst schrijft.
B
Degene voor wie de tekst bedoeld is.
C
Wat de schrijver wil bereiken met de tekst.
D
Waar de tekst vandaan komt.

Slide 13 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met onderwerp?

Slide 14 - Open question

Wat wordt er bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?
A
Wat de schrijver wil bereiken met de tekst.
B
Waar de tekst over gaat.
C
Wat de schrijver in de tekst zegt over het onderwerp.
D
Voor wie de tekst bedoeld is.

Slide 15 - Quiz

Tekstdoelen

Slide 16 - Mind map

Tekstdoelen:
Informeren: de schrijver geeft informatie in een informatieve tekst.
Instructies geven: de schrijver legt stap voor stap hoe je iets doet in een instructie.
Overtuigen: de schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening in een overtuigende tekst.
Activeren: de schrijver wil dat de lezer iets doet of juist niet doet in een activerende tekst.
Amuseren of ontroeren: de schrijver wil bij de lezer emoties oproepen in een amuserende of emotieve tekst. 

Slide 17 - Slide

Wat is een bron?

Slide 18 - Open question

Bronnen noteren (1):
Onder aan je tekst neem je een lijstje van al je bronnen op. Dit doe je volgens de APA-stijl. In dit lijstje noteer je de gegevens van de complete bron:

- de naam van de auteur
- de titel
- wanneer de tekst gepubliceerd is
- waarin de tekst gepubliceerd is
- bij online bronnen: de URL

Slide 19 - Slide

Bronnen noteren (2):
C.H. Peterson (2009), H.3. Depressies. In: Psychologie voor dummies, pagina 343-348.

Irene de Pous (2011), Door cyberpesten voelt een kind zich zelfs thuis niet veilig. In De Volkskrant, 6 oktober 2011. Link:
http://www.volkskrant.nl/archief/door-cyberpesten-voelt-kind-zich-zelfs-thuis-niet-veilig~a2952521/


Slide 20 - Slide

Opbouw schrijfopdracht:
Inleiding 15% (30 woorden)
Deelonderwerp 1 25% (50 woorden)
Deelonderwerp 2 25% (50 woorden)
Deelonderwerp 3 25% (50 woorden)
Slot 10% (20 woorden)

Slide 21 - Slide

Aan de slag!:
Weektaak: spelling "wel of geen hoofdletter" + Schrijven 4 les 4 (feedback geven en ontvangen)

Volgende week: definitieve versie tekst inleveren (Schrijven 4 les 4 opdr. 5 of Google Docs) 

Klaar?: verder met spelling/Schrijven 4

Slide 22 - Slide