09-02 h4kapitel4grammatica C

Inleiding
Uitleg grammatica C, S.170
Maken v an de opdrachten 22 en 23 Lektion 2, Kapitel 4
1 / 10
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Inleiding
Uitleg grammatica C, S.170
Maken v an de opdrachten 22 en 23 Lektion 2, Kapitel 4

Slide 1 - Slide

reflexive Verben/Reflexivpronomen
Wederkerende werkwoorden worden altijd verbonden met een wederkerend voornaamwoord;

wederkerende werkwoorden zijn: sich schämen, sich waschen, sich setzen,               sich legen, ... enz.

het woord "sich" wordt vertaald in een wederkerend voornaamwoord.

Slide 2 - Slide

wederkerend werkwoord en de juiste naamval
Je kunt of de 4e of de 3e naamval gebruiken.

Als je wel een lijdend voorwerp in de zin hebt moet je bij het persoonlijke voornaamwoord de 3e naamval toepassen.
Bijv. Ich wasche mir die Hände.

Is er geen lijdend voorwerp pas je de 4e naamval toe.
Bijv. Ich wasche mich.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

sich waschen 
wordt
Ich wasche mich.
Du wäscht dich.
Er/Sie/Es wäscht sich
Wir waschen uns.
Ihr wascht euch.
Sie waschen sich.

Slide 5 - Slide

sich waschen 
wordt
Ich wasche mir die Hände.
Du wäscht dir die Hände.
Er/Sie/Es wäscht sich die Hände. 
Wir waschen uns die Hände.
Ihr wascht euch die Hände.
Sie waschen sich die Hände.

Slide 6 - Slide

Gebruik de juiste vorm voor
"sich setzen"
Christine..........auf die Bank.

Slide 7 - Open question

Vertaal de juiste vorm van
"sich waschen"
Du ........heute die Haare.

Slide 8 - Open question

wederkerend werkwoord en de juiste naamval
Je kunt of de 4e of de 3e naamval gebruiken.

Als je wel een lijdend voorwerp in de zin hebt moet je bij het persoonlijke voornaamwoord de 3e naamval toepassen.
Bijv. Ich wasche mir die Hände.

Is er geen lijdend voorwerp pas je de 4e naamval toe.
Bijv. Ich wasche mich.

Slide 9 - Slide

zelfstandig werken
Maak de opdrachten 
- Kapitel 4 Lektion 2 Aufgabe 22 + 23 (blz. 171)
- Lektion 2 Aufgabe 24: Schreibe den Text in der Ich-Form.
--> Let op het wederkerend voornaamwoord en de werkwoordvervoeging.

Slide 10 - Slide