Woordsoorten les 1: Zelfst. naamwoord en lidwoord

Grammatica: Woordsoorten
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Grammatica: Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Zelfstandig naamwoord en lidwoord

Slide 2 - Slide

Woordsoorten
= taalkundig ontleden!

Slide 3 - Slide

Welke woordsoorten ken je (nog)?

Slide 4 - Mind map

Zelfstandige naamwoorden
Mensen, dieren ,dingen.
Voor een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord zetten. 
Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Dit zijn de eigennamen. Suzanne en Zwolle zijn dus eigennamen.

Slide 5 - Slide

zelfstandige naamwoorden
Noteer één of meer zelfstandige naamwoorden

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Concreet - abstract ZN
Concreet = iets wat je kunt aanraken

Abstract = iets wat je niet kunt aanraken of wat niet bestaat.

Slide 9 - Slide

De tijd (uur, minuut etc.) = abstract
De klok = concreet

Slide 10 - Slide

De liefde = ?
De voetbal = ?

Slide 11 - Slide

Lidwoorden (lw)

Er zijn drie lidwoorden: 
de, het, een.

De en het -> bepaald lidwoord.
een -> onbepaald lidwoord.




Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Een paar oefenzinnen..
Schrijf alle zelfstandige naamwoorden (13!) en lidwoorden (8) op:

1. In de dierenwinkel zat een lief, klein konijntje.
2. Heb jij nieuw papier in de printer in de werkkamer gedaan?
3. In de Hortensiastraat staan veel hortensia's in de voortuinen.
4. Mijn nieuwe fiets zet ik altijd in het fietsenhok.
5. Isis en Sanna hebben de luistertoets goed geoefend.




timer
4:00

Slide 16 - Slide

De zelfstandige naamwoorden:

1. In de dierenwinkel zat een lief, klein konijntje.
2. Heb jij nieuw papier in de printer in de werkkamer gedaan?
3. In de Hortensiastraat staan veel hortensia's in de voortuinen.
4. Mijn nieuwe fiets zet ik altijd in het fietsenhok.
5. Isis en Sanna zijn verhuisd naar Amsterdam....




Slide 17 - Slide

De lidwoorden:

1. In de dierenwinkel zat een lief, klein konijntje.
2. Heb jij nieuw papier in de printer in de werkkamer gedaan?
3. In de Hortensiastraat staan veel hortensia's in de voortuinen.
4. Mijn nieuwe fiets zet ik altijd in het fietsenhok.
5. Isis en Sanna hebben de luistertoets goed geoefend....




Slide 18 - Slide

Aan de slag! 
Grammatica

1. ZN en LW blz. 112
Lezen: blz. 113
Maken: opdracht 1, 2, 4, t/m 10
Minimaal af voor einde les: 1, 2, 4 en 5 (niet af = kwt-uur)
Klaar? 
- Ga Drilsteroefeningen maken (zelfst. nw en lidwoord, les 1 Spelling en Grammatica)
- Ga dan lezen in je leesboek.

timer
10:00

Slide 19 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Blonde
B
Man
C
Paard
D
De

Slide 22 - Quiz

Verbogen vorm (= aangepaste vorm)

Slide 23 - Slide

Onverbogen vorm 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterk
C
man
D
boos

Slide 27 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 28 - Quiz

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 29 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'
A
morgen
B
lieve
C
eindelijk
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 30 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 31 - Quiz

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb een nieuwe telefoon gekregen.

Slide 32 - Open question

het bijvoeglijk naamwoord is:

De hoes die erbij hoort is groen.

Slide 33 - Open question

het bijvoeglijk naamwoord is:

Alles van mijn favoriete band staat erop

Slide 34 - Open question

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 35 - Quiz

Bedenk zelf een zin met:

- een abstract zelfstandig naamwoord,
- een bijvoeglijk naamwoord,
- minimaal één lidwoord

Slide 36 - Open question

Ik weet wat een ZN, BN en LW is; ik kan ze ook benoemen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Aan de slag! 
Grammatica

2. Bijvoeglijk naamwoord, blz. 116
Leren: theorie blz. 117
Maken: opdracht 3 t/m 9

Klaar?
- Ga Drilsteroefeningen maken (bijv. naamwoord)
- Ga dan lezen in je leesboek.

Slide 38 - Slide

EINDE LES

Slide 39 - Slide