Werkwoorden, naamwoorden en lidwoorden

Woordsoorten
werkwoorden
naamwoorden
lidwoorden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Woordsoorten
werkwoorden
naamwoorden
lidwoorden

Slide 1 - Slide

Aan het einde van deze les...
  • kun je werkwoorden en verschillende vormen van het werkwoord herkennen.
  • kun je zelfstandige naamwoorden, (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden en lidwoorden herkennen.

Slide 2 - Slide

Wat is een werkwoord?

Slide 3 - Open question

Een ww zegt wat iets of iemand doet of overkomt (zwemmen, denken, vallen).
Bij sommige ww is de betekenis niet zo duidelijk (zijn, moeten, worden).

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm
De pv is een werkwoord dat je in de zin van tijd kunt veranderen. De vorm ervan wordt bepaald door het onderwerp. 

Het salaris wordt (werd) later uitbetaald, want de salarisadministratie kampt  (kampte) met een storing. 

Slide 5 - Slide

De infinitief
Het hele werkwoord.

Jasper gaat om 12 uur lunchen.

Slide 6 - Slide

Het voltooid deelwoord 
Geeft aan dat iets eerder gebeurd is.
Fatma heeft een DTP-cursus gevolgd. 

Slide 7 - Slide

Het tegenwoordig deelwoord
Geeft meestal aan dat iets op hetzelfde moment als iets anders gebeurt. 

Siska houdt haar presentatie altijd het liefst staand.

Slide 8 - Slide

Alle studenten hebben het huiswerk gemaakt.

Slide 9 - Slide

Katja gaat om 20.00 uur zwemmen.

Slide 10 - Slide

Janco had de opdracht niet goed begrepen.

Slide 11 - Slide

Maak zinnen. Gebruik het werkwoord 'slapen' op vier verschillende manieren.

Slide 12 - Open question

Naamwoorden
Zelfstandig naamwoord (zn)
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (stof. bn)

Slide 13 - Slide

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 14 - Slide

Zo herken je een zelfstandig naamwoord:

  • voor de meeste zn kun je de, het of een zetten: de afspraak, het huis
  • je kunt ze meestal in het meervoud zetten: de afspraak, twee afspraken
  • je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: de afspraak, het afspraakje 

Slide 15 - Slide

Zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Mind map

Het bijvoeglijk naamwoord
  • Geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord: een interessante vacature, de beste film. 
  • Je kunt er bijvoorbeeld mee vertellen of je huis groot, klein, mooi of lelijk is.
  • Ook kleuren zijn bijvoeglijke naamwoorden!


De rode trui                                                                                                   Het grote huis

Slide 17 - Slide

Bedenk zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden die passen bij dit huis.

Slide 18 - Slide

Soms staan er meerdere bn voor een zn. De bijvoeglijke naamwoorden zijn dan gescheiden door een komma: een verplicht, moeilijk vak. 

Een bn kan ook achter een zn staan: mijn stagebegeleider is behulpzaam

Slide 19 - Slide

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal iets is gemaakt: gouden oorbellen, een plastic tas. 

Slide 20 - Slide

Lidwoorden

Slide 21 - Mind map

Lidwoorden staan voor een zelfstandig naamwoord, maar er kunnen ook andere woorden tussen staan:
de opleiding, het bedrijfsplan, een nieuwe (bn) medewerker. 

Slide 22 - Slide

de gebruik je voor mannelijke of vrouwelijke woorden.
het gebruik je voor onzijdige woorden. 
een mag voor beide (onzijdige, mannelijke en vrouwelijke) gebruikt worden.

Slide 23 - Slide

Aan de slag
Nu Nederlands --> Taalverzorging --> 1.1. Woordsoorten--> Zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en lidwoord

Slide 24 - Slide