Sneltoetsen toets 2.2

Sneltoetsen toets 2.2
Bij een sleepvraag zet je de cijfers in de juiste volgorde op toetsen.
Bestaat de sneltoets uit minder dan 3 toetsen, dan gebruik je de niet gebruikte cijfers laten staan.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
ICTMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Sneltoetsen toets 2.2
Bij een sleepvraag zet je de cijfers in de juiste volgorde op toetsen.
Bestaat de sneltoets uit minder dan 3 toetsen, dan gebruik je de niet gebruikte cijfers laten staan.

Slide 1 - Slide

Je wilt een bestand definitief verwijderen.
Welke sneltoets gebruik je daarvoor?
1
2
3

Slide 2 - Drag question

Je wil graag printen.
Welke sneltoets gebruik je daarvoor?
1
2
3

Slide 3 - Drag question

Je wil in Word een nieuwe pagina hebben.
Welke sneltoets gebruik je daarvoor?
1
2
3

Slide 4 - Drag question

Je wil een stuk tekst kopiëren. 
Welke sneltoets gebruik je daarvoor?
1
2
3

Slide 5 - Drag question

Je wil wisselen tussen actieve programma's op je scherm. 
Welke sneltoets gebruik je daarvoor?
1
2
3

Slide 6 - Drag question

Je wil de verkenner openen om je bestanden te bekijken. 
Welke sneltoets gebruik je?
1
2
3

Slide 7 - Drag question

Je wil in Chrome een nieuw tabblad openen. Welke sneltoets gebruik je?
1
2
3

Slide 8 - Drag question

Je wil de webpagina vernieuwen. Welke sneltoets gebruik je?
1
2
3

Slide 9 - Drag question

Je wil het actieve venster sluiten. 
Welke sneltoets gebruik je?
1
2
3

Slide 10 - Drag question

Je wil een instellling van Windows veranderen.
Welke sneltoets gebruik je?
1
2
3

Slide 11 - Drag question

Je wilt een actie herhalen.
Welke sneltoets gebruik je?
A
CTRL+A
B
CTRL+H
C
CTRL+Y
D
CTRL+Z

Slide 12 - Quiz

Je gebruikt sneltoets + .

Wat kun je met deze sneltoets?
A
Tekst inkleuren
B
Scherm donkerder maken
C
Lettergrootte aanpassen
D
Tekst schuin maken (cursief)

Slide 13 - Quiz

Je gebruikt de sneltoets + .

Wat kun je met deze sneltoets?
A
Wisselen tussen programma's
B
Naar het bureaublad gaan
C
Bestanden zoeken
D
Verkenner openen

Slide 14 - Quiz

Je gebruikt de sneltoets .

Wat kun je met deze sneltoets?
A
Je opent het start menu in Windows
B
Je opent de instellingen in Windows
C
Je opent Office365
D
Je opent Yunet

Slide 15 - Quiz

Je gebruikt de sneltoets + .

Wat kun je met deze sneltoets?
A
Wisselen tussen tabbladen
B
Wisselen tussen schermen
C
Wisselen tussen werkbladen
D
Wisselen tussen programma's

Slide 16 - Quiz

Je gebruikt de sneltoets + muiswiel .

Wat kun je met deze sneltoets?
A
scrollen
B
in- en uitzoomen
C
meerder bestanden selecteren
D
selectie maken

Slide 17 - Quiz

Je gebruikt de sneltoets + + 2.

Wat kun je met deze sneltoets?
A
nieuw tabblad openen
B
kop1 (stijlen) maken
C
kop 2 (stijlen) maken
D
tabblad 2 sluiten

Slide 18 - Quiz

Je gebruikt sneltoets + .

Wat kun je met deze sneltoets?
A
Woord links van cursor verwijderen
B
Woord rechts van cursor verwijderen
C
Vorige zin verwijderen
D
Volgende zin verwijderen

Slide 19 - Quiz

Je gebruikt sneltoets + + .

Welk kun je met deze sneltoets?
A
Een nieuwe map maken
B
Een nieuw bestand maken
C
Een nieuw programma openen
D
Een nieuwe pagina toevoegen

Slide 20 - Quiz

Je gebruikt de sneltoets + .

Met deze sneltoets krijg je een:
A
é
B
É
C
è
D
È

Slide 21 - Quiz