11.3-1 Enzymen 5V 2324

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.3 Enzymen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.3 Enzymen

Slide 1 - Slide

Doel 11.3
☐ 7a. Je legt uit hoe enzymen werken
☐ 7b. Je legt het verband tussen vorm en functie van enzymen
☐ 7c. Je beschrijft de naamgeving van enzymen
☐ 8. Je legt de invloed van de temperatuur en de pH op de snelheid van een enzymreactie uit aan de hand van een optimumkromme

☐ 3b. Je kent de oorzaak van een voedselallergie en een voedselintolerantie






Slide 2 - Slide

Werking van enzymen
Enzymen zijn nodig om de macromoleculen uit onze voeding af te breken tot kleine moleculen die de celmemebraan van de darmwandcellen kunnen passeren.
Eiwitten -> ....
Vetten -> .....
Polysachariden -> ....
DNA/ RNA -> .....

Slide 3 - Slide

Werking van enzymen
Eiwitten -> aminozuren
Vetten -> glycerol en vetzuren
Polysachariden -> monosachariden (zoals glucose)
DNA/ RNA -> fosfaatgroep, nucleinebasen, suiker

Slide 4 - Slide

Werking van enzymen

Slide 5 - Slide

Werking van enzymen
Bij de afbraak van grote moleculen naar kleinere moleculen komt energie vrij, er is echter wel energie nodig om de atoombindingen te verbreken (activeringsenergie)
De activeringsenergie wordt verlaagd door enzymen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Knippen of plakken
Hydrolyse: splitsing van twee moleculen met behulp van water (komt energie bij vrij) -> vertering.
Condensatie: binden van twee moleculen tot een groter molecuul waarbij water vrijkomt (kost energie)

Bij vertering is altijd sprake van hydrolyse (want grote stoffen worden kleiner). Dit kost dus water en er komt energie vrij.



Slide 8 - Slide

Knippen - voorbeeld
Knippen van
amylose (zetmeel) molecuul
tot losse glucose moleculen.
Enzym: amylase.

Kost water: hydrolyse.
Komt energie bij vrij.

Slide 9 - Slide

Plakken - voorbeeld
Plakken vanlosse glucose 
moleculen tot glycogeen 
molecuul.
Enzym: glycogeensynthetase.

Komt water bij vrij: condensatie.
Kost energie.

Slide 10 - Slide

Naamgeving enzymen
Namen van enzymen eindigen bijna altijd met -ase (soms -ine)
In de naam zit ook een verwijzing naar het substraat (bij knip- enzymen) of het product (bij plak-enzymen). 
DNA-polymerase
DNase
Lipase
Pepsine (=peptase)


Slide 11 - Slide

Enzymen - optimale werking
activiteit van de individuele enzymmoleculen (aantal botsingen enzym-substraat)

Slide 12 - Slide

Enzymen - optimale werking





Ook zuurgraad/pH bepaalt de werking van enzymen. Elk enzym heeft een eigen optimale zuurgraad/pH.

Slide 13 - Slide

Voedselallergie:
Je immuunsysteem reageert op een eiwit in een bepaald voedingsmiddel 
(pinda/ koemelk/ eieren). 



Slide 14 - Slide

Voedselintolerantie:
Je bent niet in staat een bepaalde voedingsstof af te breken (je mist een enzym) wat een negatief effect op je spijsverteringsstelsel heeft (lactose/ gluten/ pinda/ noten/ schaaldieren/ fructose).



Slide 15 - Slide

Doel 11.3
☐ 7a. Je legt uit hoe enzymen werken
☐ 7b. Je legt het verband tussen vorm en functie van enzymen
☐ 7c. Je beschrijft de naamgeving van enzymen
☐ 8. Je legt de invloed van de temperatuur en de pH op de snelheid van een enzymreactie uit aan de hand van een optimumkromme





Slide 16 - Slide

Lessonup klassencode
sqboh

Slide 17 - Slide

Huiswerk
In de online methode/ in je boek.
Maak de opdrachten van 11.3.
Vul de begrippenlijst aan.



Slide 18 - Slide