Y en En

Het gebruik van 'en' + 'y'
1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Het gebruik van 'en' + 'y'

Slide 1 - Slide

'En' (spreek uit zoals in 'quand')
ervan, erover, erin

Slide 2 - Slide

'en' gebruik je zo:
wanneer er 'de, du, de la, de l' of des' in de zin staat:

we praten over de vakantie - we praten er veel over
we hebben broodjes - we hebben er veel van
ik doe suiker in de pot  - ik doe er in

Slide 3 - Slide

'en' gebruik je zo:
wanneer er 'de, du, de la, de l' of des' in de zin staat:

nous parlons des vacances - nous en parlons
nous avons des petits pains - nous en avons beaucoup
je mets du sucre dans le pot  - j'en mets dans le pot

Slide 4 - Slide

De plaats van 'en'
als er slechts 1 werkwoord staat: vóór de persoonvorm

nous parlons des vacances - nous en parlons
nous avons des petits pains - nous en avons 
je mets du sucre dans le pot  - j'en mets 

Slide 5 - Slide

De plaats van 'en'
MAAR als er een infinitief staat: dan vóór de infinitief

nous allons parler des vacances - nous allons en parler
nous voulons avoir des petits pains - nous voulons en avoir 
je vais mettre du sucre dans le pot  - je vais en mettre

Slide 6 - Slide

'y' (spreek uit zoals in 'fiets')
er, erheen

Slide 7 - Slide

'y' gebruik je zo:
wanneer er 'à, au, à la, à l', aux'  + 'dans , sur, en'  in de zin staat:

nous allons à Paris - nous y allons
tu vas aux Etats-Unis? oui j'y  vais
il est en France?  - oui, il y est
la soupe est sur la table? - oui elle y est
vous êtes dans la chambre? - oui, nous y sommes

Slide 8 - Slide

De plaats van 'y'
Dezelfde regels als bij 'en' :
als er slechts 1 werkwoord staat: vóór de persoonvorm
nous allons à Paris - nous y allons
tu vas aux Etats-Unis? oui j'y vais
il est en France? - oui, il y est
la soupe est sur la table? - oui elle y est
vous êtes dans la chambre? - oui, nous y sommes

Slide 9 - Slide

De plaats van 'y'
MAAR als er een infinitief staat: vóór de infinitief

nous devons aller à Paris - nous devons y aller
tu veux aller à la piscine? oui je veux y aller
il va habiter en France? - oui, il va y habiter
vous allez coucher à l'hôtel Ibis? - oui, nous allons y coucher

Slide 10 - Slide