This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 6: Je groene omgeving
6.1 Naast de deur
Slide 1 - Slide
Leerdoelen 6.1
Je kunt benoemen in welke vier groepen je organismen indeelt
Je kunt uitleggen hoe je met een determinatietabel moet werken
Je kunt uitleggen wat een biotoop is
Je kunt biotische en abiotische factoren herkennen en benoemen in een beschreven biotoop.
Slide 2 - Slide
Wat zijn organismen ook al weer?
timer
0:30
Slide 3 - Open question
Een organisme is
een levend biologisch wezen met een eigen metabolisme
Metabolisme = stofwisseling / energie maken
Slide 4 - Slide
Organismen
Slide 5 - Slide
Vier rijken
Plantenrijk
Dierenrijk
Schimmelrijk
Bacteriën
Slide 6 - Slide
Indelen
Belangrijke eigenschappen
Plantencel is anders dan dierlijke cel of schimmelcel
Slide 7 - Slide
Verschil dierlijke en plantencel
Slide 8 - Slide
Waar hoort dit organisme bij?
A
Bacterierijk
B
Schimmelrijk
C
Plantenrijk
D
Dierenrijk
Slide 9 - Quiz
Waar hoort dit organisme bij?
A
Bacterierijk
B
Schimmelrijk
C
Plantenrijk
D
Dierenrijk
Slide 10 - Quiz
Welke foto hoort bij het schimmelrijk?
A
B
C
D
Slide 11 - Quiz
Determineren
"Op basis van verschillende kenmerken, de naam van een organisme opzoeken met een determinatietabel"
Slide 12 - Slide
Determineren
Slide 13 - Slide
Hoe noemen we het op basis van verschillende kenmerken, de naam van een organisme opzoeken met een tabel?
Slide 14 - Open question
Lezen en opdrachten maken
(huiswerk voor morgen)
Lees en maak bladzijde 105-110
opdracht 1 t/m 10
Slide 15 - Slide
6.1 les 2
Slide 16 - Slide
Leerdoelen 6.1
Je kunt benoemen in welke vier groepen je organismen indeelt
Je kunt uitleggen hoe je met een determinatietabel moet werken
Je kunt uitleggen wat een biotoop is
Je kunt biotische en abiotische factoren herkennen en benoemen in een beschreven biotoop.
Slide 17 - Slide
Biologen verdelen organismen in vier rijken. Noem de vier rijken.
Slide 18 - Open question
We delen het leven op in vier rijken. Weet jij welke cel bij welk rijk hoort?
Slide 19 - Drag question
Determineer de mug
A
Dansmug
B
Tijgermug
C
Steekmug
D
Steltmug
Slide 20 - Quiz
Determineer de vogel
A
Kieviet
B
Zilverplevier
C
Kleine plevier
D
Bontbekplevier
Slide 21 - Quiz
BIOTOOP
Ieder organisme leeft op die plek waar de omstandigheden om te overleven precies goed zijn. Zo’n omgeving met de juiste leefomstandigheden heet een biotoop. De biotoop voor een eekhoorn is het bos.
Slide 22 - Slide
Biotoop
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Slide 25 - Video
Organismen hebben te maken met...
1) Biotische factoren: alle levende factoren in een gebied (beschikbare planten om te eten, niet te veel roofdieren)
Slide 26 - Slide
Organismen hebben te maken met...
2) Abiotische factoren: alle niet-levende factoren in een gebied zoals temperatuur, regen, wind, ondergrond
Slide 27 - Slide
Biotische factoren
de omstandigheden uit de levende natuur
voldoende voedsel (kleinere vissen, plankton, of andere waterdiertjes)
roofdieren (grotere dieren die hem eten)
ziekteverwekkers waaraan hij kan overlijden
Slide 28 - Slide
Abiotische factoren
Omstandigheden uit de niet levende natuur
de temperatuur van het water
de hoeveelheid zuurstof in het water
de stroming van het water
Slide 29 - Slide
De aanwezigheid van bomen, als schuilplaats voor een eekhoorn is een:
A
Biotische factor
B
Abiotische factor
Slide 30 - Quiz
Vraag
Stel er wordt midden in een weiland een boom omgehakt.
Welke biotische en welke abiotische gevolgen kan dit hebben?